Hoofdstuk 1:12-24, de apostel, zijn geweten en plannen
Vers 12-14. Het 'getuigenis van het geweten'
Paulus is er dankbaar voor dat hij ten opzichte van de Korintiërs niet vals of onbetrouwbaar handelt of een 'verborgen agenda' heeft. Hij zal altijd proberen zijn beweegredenen zuiver te houden en deze anderen oprecht trachten duidelijk te maken. Hij heeft een rein of zuiver geweten. Geweten is in het Grieks 'suneidêsis', en in het Latijn 'conscientia.' De letterlijke betekenis: 'weten met'; bewustzijn, besef, moreel besef, geweten. Als sommigen, zoals de Korintiërs, hem niet begrijpen, kan dit te wijten zijn aan een niet correcte interpretatie. In elk geval mogen zij ervan uitgaan dat hij in zijn schrijven zijn bedoelingen duidelijk heeft willen maken.
Over het geweten
Het geweten is een zeer belangrijke functie van de menselijke geest, die de mens als een wezen van een hogere orde onderscheidt van de dieren. Het geweten is een ingeschapen functie, waardoor de mens zijn eigen gedrag kan beoordelen en kan goedkeuren of veroordelen. Het geweten wordt door de mens zelf en het waarden systeem van de maatschappij, waarin hij leeft, gevormd. De wet Gods is de van God geautoriseerde vormer van het menselijk geweten. Het geweten kan zich ergeren aan het gedrag van de mens; zie Handelingen 24:16; het kan 'zwak' zijn; zie 1 Korintiërs 8:7; men kan 'gebrandmerkt' zijn door de veroordeling van zijn eigen geweten; zie 1 Timoteüs 4:2; het geweten kan 'besmet' zijn; zie Titus 1:15. Als de stem van het geweten het zwijgen is opgelegd, spreken we van 'gewetenloosheid.' Bijbelse schrijvers vatten het geweten dikwijls samen onder de noemer 'het hart'; zie o.a. 1 Johannes 3:20,21.
Zondigen, het foutieve doen, veroorzaakt innerlijke spanning en onrust; want men weet zich in zichzelf veroordeelt. Een 'schuldbesef' met de daaruit voortvloeiende negatieve gevoelens van zelfveroordeling, zelfverachting en zelfverwijt, is een hoofdbron van allerlei psychische klachten. Een beschuldigend geweten klaagt de mens in zichzelf aan en veroordeelt hem. De mens, die deze innerlijke problematiek niet adequaat 'onder controle' weet te houden kan 'wegzinken' in depressiviteit en innerlijke gespletenheid.
In de religieuze beleving wordt de stem van het 'beschuldigend geweten' door geprojecteerd naar God, waardoor men zich door Hem veroordeeld weet en vreest voor straf. De godsdienstige connectie komt voor uit het besef dat wij onszelf niet hebben gemaakt, maar geschapen zijn met de functie van het geweten. Het evangelie proclameert niet slechts de boodschap van goddelijke genade en vergeving, maar bewerkt door de kracht van Woord en Geest ook de innerlijke harmonie: het geweten wordt ontlast, gereinigd van schuldbesef - de meest essentiële genezing, die plaats kan vinden in de mens. Het evangelie is de boodschap, die de basisproblematiek van schuld en de daaruit voortvloeiende klachten en problemen radicaal oplost.
Vers 15-17. Plannen maken
Paulus verzekert de Korintiërs van zijn respect voor hen en hij rekent erop dat hij hun respect krijgt. Er zal reeds nu wederzijds respect en eer dienen te zijn, maar zeker op de 'dag van onze Heer Jezus.' Dit is de dag dat alles openbaar wordt - ook de verborgen dingen (motieven) van het hart; zie 2 Korintiërs 5:10 en 1 Korintiërs 4:5.
Plannen maken, voornemens hebben, maar het lukt niet altijd om deze uit te voeren; zie Romeinen 1:10, Paulus bad ook om naar Rome te mogen gaan; hij had dikwijls het voornemen om te komen, maar het lukte niet.
Paulus had een brandende ambitie: het evangelie te prediken waar het nog niet was gedaan; zie Romeinen 15:20. Omdat dit zijn hoogste voornemen was, werd hij soms gehinderd de broeders en zusters in de bestaande gemeenten te bezoeken. Rome wilde hij graag bezoeken en dan vandaar door naar Spanje; zie Romeinen 15:28. Of hij er ooit gekomen is, is niet zeker omdat hij zijn laatste reis naar Rome maakte als een gevangene en daar moest blijven; zie Handelingen 25:11,12. In zijn beroep op de keizer zag hij een gelegenheid een gratis reis naar Rome te maken, weliswaar als gevangene, maar met kansen om onderweg ook te getuigen en uiteindelijk zou hij voor de keizer en zijn regenten verschijnen en zich, getuigend, kunnen verantwoorden.
Vers 18-20. 'Ja is Ja'
Schrijvend tot de Korintiërs beseft Paulus dat het hen irriteerde dat hij zijn beloofde bezoek nog niet was nagekomen, er was sprake van een vertraging. Het bezoek zou wel komen, ja is ja, en neen is neen; zie vers 17-19. De apostel beroept zich op de trouw van God, die trouw is immers zijn voorbeeld en standaard voor zijn eigen gedrag. Het 'Ja' van God blijft altijd 'Ja.' Zijn beloften zijn absoluut betrouwbaar.
Satan kan plannen van de dienstknechten van God hinderen; zie 1 Tessalonicenzen 2:18. Maar ook de Heilige Geest kan soms 'hinderen;' zie Handelingen 16:6. In dit laatste geval moeten wij nederig erkennen dat wij niet alles overzien, maar de Heilige Geest wel. Hij ziet veel verder dan wij en heeft het recht ons te leiden. In dit geval wilde Hij definitief Paulus naar Europa brengen, het huidige Griekenland. Toen Paulus bad om leiding en duidelijkheid kreeg hij in Troas het gezicht van de man uit Macedonië, 'Kom over en help ons'. Op dit gezicht wist hij wat de Geest van Christus wilde en ging hij per boot naar Macedonië; zie Handelingen 16:9. Dit was een historisch zeer belangrijk gebeuren: Paulus voor het eerst als apostel in... Europa.
Vers 21. Bevestigt in de Gezalfde en gezalfd door God
De Israëlieten pasten een zalving met kostelijke olie toe bij een feestelijke bevestiging en bekrachtiging voor een ambt, zoals dat van priester, profeet en koning. De zalving was de symbolische handeling, waardoor tastbaar werd bevestigd dat God de aangewezen persoon bekrachtigde en bekwaam maakte voor zijn functie of bediening. De olie uit de hoorn werd over de betrokkene uitgestort. Het begrip 'zalving' komt van het Hebreeuws 'Mashach' een werkwoord dat 'met olie inwrijven', 'wijden', 'verven' betekent - het werkwoord had dus niet uitsluitend een religieuze betekenis, zoals wij thans in onze christelijke kringen onder 'zalving' verstaan. In het Grieks werd het Hebreeuwse werkwoord vertaald met 'chriô,' waarvan ook het bekende 'Christos' is afgeleid.
Vers 22. Het zegel en onderpand
'Die ook zijn zegel op ons gedrukt heeft.' Zegel is in het Grieks 'sfragis', en het woord werd zowel gebruikt voor het instrument, waarmee men zegelde of stempelde, als voor de impressie of afdruk ervan. Het woord werd ook gebruikt met de betekenis van goedkeuring, autorisatie of stond voor 'certificaat'. Het persoonlijke zegel werd in was gedrukt op een brief of document. Het zegel moest bewijzen en zeker stellen dat de brief, het besluit of de wet inderdaad van de betreffende gezagdrager afkomstig was. Ook producten droegen een afdruk van een zegel in was, dat niet verbroken mocht worden door een onbevoegde; een garantie van de eigenaar en van de kwaliteit. Hier in de brief wordt het door Paulus gebruikt met de betekenis van autorisatie, machtiging. Het 'zegel op ons' zou betrekking kunnen hebben op de manifestaties van de Geest, zoals die waargenomen worden in de gaven en de zalving. Het zegel maakt duidelijk 'dit is van God' of 'die persoon is van God en wat hij heeft ontvangen is van de Heilige Geest van God.'
'en de Geest tot onderpand in onze harten gegeven heeft.' Onderpand is het Griekse 'arrabôn', dat aanbetaling, onderpand, pand, plechtige gelofte betekent. God heeft grote en heerlijke beloften gegeven, een nieuw, verheerlijkt leven, het eeuwig leven, een hemelse erfenis bij Hem, volle verlossing van ziel, geest en lichaam. De 'Geest in ons' is de waarborg, de eerste gave van het nieuwe verheerlijkte leven. Deze goddelijke levenskracht met zijn nieuw potentieel is als een onderpand. Men kan dus stellen: als men weet de Geest te hebben ontvangen, kan men zeker zijn van het volle heil, dat later geopenbaard en ontvangen zal worden.
Vers 23, 24. Meewerken aan de blijdschap van anderen.
Paulus geeft nogmaals een reden voor de vertraging van zijn reis naar Korinte: 'Om u te sparen.'
Om deze reden schreef Paulus eerst en vermaande hen de foutieve dingen in de gemeente zelf recht te zetten; in zijn brief gaf hiervoor duidelijke instructies. Daarna zou hij komen met de hoop dat hij niet al te streng en rigoureus zou behoeven op te treden; zie 1 Korintiërs 4:17-19; 2 Korintiërs 13:2;10.
Paulus wil geen heerschappij voeren over de Korintiërs, hij wil slechts medewerker zijn aan hun geluk, blijdschap en standvastigheid. Hij wil geen machthebber over mede christenen en hun geloof zijn, maar meewerken aan de opbouw van hun geloof. Merk op dat Paulus een direct verband legt tussen geloof, blijdschap en stabiliteit. Bestudeer ook 1 Petrus 5:1-3 en let op het christelijk motief voor geestelijk leiderschap - 'niet als heerschappij voerend.' Het behoort tot de ware kunst van christelijk leiderschap een herder en voorbeeld te zijn, zonder 'heerschappij uit te oefenen.' Laat mij duidelijk zijn: Een christelijk leider, die als een dictator gehoorzaamheid afdwingt (en misschien zelfs dreigt met geweld) is een vals leider. De christelijke leider kan alleen leiden als hem vrijwillig - uit liefde en respect voor Christus en zijn gemeente - gehoorzaamheid wordt gegeven. Hij kan en mag dit niet met geweld afdwingen.
Bestudeer het principiële onderwijs van Jezus over christelijk leiderschap in Marcus 10:42-45: 9:35; Matteüs. 23:9-12.
Vragen om over na te denken
Hoe spreekt de stem van uw geweten, als u tot
stilte komt en in de tegenwoordigheid van God?
Een gewetensvraag: Gaat u eerlijk met mede Christenen
om?
Legt u uw plannen voor aan de Heilige Geest?
En daarna....?
Hoe zal christelijk leiderschap zich dienen te
ontplooien?
Een opmerking of vraag? E-mail... T. J. de Ruiter