De Bruid van Christus

Een bijzonder kostbaar - en daarom ook kwetsbaar - onderwerp wordt aan de hand van de Bijbel en de kerkgeschiedenis bestudeerd

door T. J. de Ruiter

"Hallelujah! Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard. Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereed gemaakt." Openbaring 19:6,7


1. Inleiding

2. De bruid van Jahwe in het Oude Testament

3. De bruid in het Nieuwe Testament

4. De bruid in het licht van typologie  in het  Oude Testament

5. Prediking over de bruidsgemeente in opwekkingsbewegingen

6. Bespreking van enkele passages in het Nieuwe Testament

7. De leer van de twee bruiden en de vervanging

8. Ik ben de bruid van Jezus

9. Enkele kanttekeningen

10. Slot


1. Inleiding
 
De leer van de bruidsgemeente  is in sommige kringen opnieuw een opvallend onderwerp in prediking en onderwijs geworden. Het is daarom voor een evenwichtige leer en geloofsbeleving van groot belang dat wij bij het spreken over de gemeente van Jezus Christus onder het beeld van bruidegom en bruid uitgaan van een gezonde Bijbelse grondslag.

De voorstelling van de relatie tussen de HERE GOD en zijn volk door middel van die van een bruidegom en bruid heeft haar grondslag al in het Oude Testament. Wij zullen om deze reden voor de Bijbelse onderbouwing en verantwoording van deze leer en de visies eraan verbonden eerst naar het Oude Testament gaan.

2. De bruid van Jahwe in het Oude Testament

Het volk Israël werd door sommige profeten getekend als de bruid en vrouw van Jahwe, de HERE GOD, (o.a. Jesaja 54:6 en Hosea 2:18,19). De profeten zagen Israël als gehuwd door Jahwe in haar jeugd. Deze visie ging terug tot de roeping en verkiezing van Abraham en de andere aartsvaders van het volk. God vestigde met dit volk een unieke verbondsrelatie. Zij werd echter ontrouw en verliet de man van haar jeugd, maar de HERE GOD wilde haar - zo werd geprofeteerd - toch terug nemen als zijn vrouw. Door de Heilige Geest geïnspireerde profeten illustreerden met deze vergelijkingen hoe uniek en intiem de relatie was tussen de Almachtige God, Jahwe, en het volk Israël, dat door Hem als zijn eigen volk was gekozen boven andere stammen en volkeren.

3. De bruid in het Nieuwe Testament

Johannes de Doper was de eerste om er op te wijzen dat de Messias een volk had dat Hij als zijn bruid tot Hem wilde nemen, (Johannes 3:29). Jezus verwees naar zichzelf als een bruidegom in de gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden, ( Matteüs 25). Er zijn nog meerdere uitspraken van Christus over zichzelf als een bruidegom,( o.a. Lucas 5:35). Let er op dat dit geen leerstellige uitspraken van Christus waren maar als beelden of vergelijkingen dienst deden. De apostelen namen het beeld van God in het Oude Testament als de man en zijn volk als zijn vrouw over en pasten het toe op de relatie van Christus met zijn gemeente. Paulus gebruikte dit beeld op enkele plaatsen in zijn brieven om uitdrukking te geven aan de intieme en unieke relatie van Christus met de gemeente, (2 Korinte 11:2, Efeze 5:25,26).

Met een boek zoals de Openbaring van Johannes waarin geschreven werd over de gemeente als de bruid of de vrouw van het Lam dienen we uiterst behoedzaam in de uitlegging te zijn - zoals met alle apocalyptische literatuur - omdat we hier meestal met figuurlijke taal te maken hebben. Uiteraard lijkt het boven alle twijfel verheven dat met de vrouw van het Lam - zie Openbaring 19:6,7 - de gemeente wordt bedoeld.

Er zijn in het Nieuwe Testament ook andere beelden die gebruikt worden om de relatie van Christus met de gemeente uit te beelden. De gemeente is een gebouw of tempel van levende stenen en een lichaam waarin God door zijn Geest wonen wil en waarvan Christus het hoofd is. De gemeente is dan als een echt lichaam, het heeft veel leden die elkaar nodig hebben en voor elkaar dienen te zorgen. Christus is het hoofd van dit lichaam en als zodanig bestuurt Hij het door zijn Geest.

4. De bruid in het licht van typologie in het Oude Testament

Het verhaal in het Oude Testament over Isaäk en Rebekka - zie Genesis 24-.is een prachtig typologisch beeld van Christus en zijn gemeente. De typologische betekenis kan tot in details worden uitgewerkt. Abraham is God, de Vader, de Heilige Geest is de knecht die een bruid werft voor de zoon in een ver land. De bruid gaat mee met de knecht en de zoon krijgt haar lief. In het Nieuwe Testament is er overigens  - heel merkwaardig - geen apostel die dit prachtige en ontroerende verhaal als zodanig heeft gebruikt.

Ook in het verhaal van Jozef en zijn Egyptische vrouw kan men een typologische meerwaarde leggen, (Genesis 40 en 41). Na lijden wordt Jozef onderkoning en ontvangt - nog steeds verworpen door zijn eigen volk - een heidense vrouw. Deze vrouw is dan - typologisch gezien - de gemeente uit de heidenen. Later komt zijn eigen broedervolk tot geloof in hem. Ook dit verhaal wordt in het Nieuwe Testament niet als ondersteunende typologische onderwijzing voor Christus en zijn gemeente gebruikt.

Voorlopig kunnen we dus uit het gehele getuigenis van het Nieuwe Testament concluderen dat het beeld van de bruidegom en bruid geen belangrijke leerstellige functie vervulde in het onderwijs van de apostelen om de relatie tussen Christus en zijn gemeente uit te beelden. Het boek Openbaring gebruikt met haar rijkdom aan symboliek het beeld enkele malen en wijst ermee op die reine en intieme relatie tussen Christus, het Lam, en zijn gemeente.

Omdat in veel opwekkingsprediking dikwijls grote nadruk wordt gelegd op het beeld van bruidegom en bruid als inspiratie voor een intieme relatie met Christus, is het de moeite waard een snelle blik op dergelijke prediking te werpen.

5. Prediking over de bruidsgemeente in opwekkingsbewegingen

Opwekkingsprediking dringt meestal aan op bekering van zonden en toewijding aan Christus. Het hernieuwde geloof krijgt een intense persoonlijke waarde. De nieuwe bekeerling weet: “Christus houdt van mij en ik houd van hem.” De opgewekte en vernieuwde gelovigen ervaren en voelen in hun nieuwe geloofsbeleving een intieme band met Christus. In deze innige geloofsrelatie met de Heer weten zij zich dikwijls in het bijzonder aangesproken door het beeld van bruid en bruidegom zoals dit in enkele passages in het Nieuwe Testament voorkomt. In het hart brandt het vuur van de nieuwe liefde voor de Heer en soms kan dit tot fanatieke ideeën aanleiding geven. Het valt niet mee om tijdens deze onstuimige geloofsfase in alles een juist evenwicht te bewaren. Het krachtige en vurige geloof van de eerste liefde kan al snel leiden tot conflicten met medegelovigen en de kerkelijke gemeenschap waartoe men behoort. Men ervaart van de niet opgewekte gelovigen – dikwijls te snel- onbegrip, koelte en afstandelijkheid en soms zelfs vijandigheid. Opgewekte gelovigen voelen zich dan niet meer thuis in hun oudere, traditionele kerk. Het inzicht ontwikkelt zich dat de kerk in haar vervallen en lauwe staat als bruid van Christus niet meer voldoet aan de verwachtingen van de hemelse Bruidegom. Er ontstaat geleidelijk aan een nieuwe beweging waarin de opgewekte gelovigen hun volle liefde voor de Heer ongeremd kunnen beleven en vorm geven. Die nieuwe beweging is dan, zo houdt men zich voor, de echte bruid van Christus, want hier wordt Christus liefgehad en ziet men uit naar zijn komst en de vereniging met Hem. In de opwekkingsprediking wordt dikwijls benadrukt dat Christus alleen een reine, heilige en vurig toegewijde bruid wil hebben. Wie dat niet is - zo stelt men dikwijls radicaal - behoort niet tot de bruid van Jezus die Hij tot zich zal nemen als Hij terugkeert. Er komt nu een nieuw leeraspect te voorschijn: er wordt een relatie gelegd met de wederkomst van Christus. De preekonderwerpen zijn de wederkomst en de opname van de gemeente. De oproep die hieraan gekoppeld wordt is: “Wees gereed om opgenomen te worden als Christus terugkeert en aan te zitten aan het bruiloftsmaal van het Lam van God.”

Het onderwerp van de terugkeer van de Heer met de opname van zijn gelovigen was een onderdeel van apostolische prediking. Paulus leerde erover in 1 Tessalonicenzen 4:13-18 en 2 Tessalonicenzen. 2:1-12. De wederkomst biedt troost en hoop aan gelovigen die in de wereld slechts verdrukking ervaren. Het is en blijft een heerlijk vooruitzicht: de ontslapenen en de levenden zullen tezamen de Heer tegemoet gaan in de lucht en zo voor altijd bij de Heer zijn. De Heer zal spoedig terugkeren, maar men dient die verwachting niet te laten doorvloeien in verwarring en fanatisme, (2 Tessalonicenzen 2:1,2; 3:11,12).

Het indelen van Christenen in twee groepen waarvan de ene wel en de andere niet opgenomen wordt, komt men ook in deze tijd niet slechts in sektarische groepen tegen maar ook in evangelische opwekkingsbewegingen. Men treft deze boodschap nadrukkelijk aan in enkele evangelische films. Het Zoeklicht van 24 dec. 1998 had een artikel ’Het laatste Kerstfeest’, waarin geschreven was, ik citeer van pag. 15, “Sommigen beweerden blinkende gedaanten te hebben zien opvaren. Over het algemeen stond vast, dat alleen christenen op deze wijze verdwenen waren, en wel uitsluitend de wat overdreven Christusbelijders. Met normale, eerbare godsdienstige mensen was niets voorgevallen.” Men mag de vraag stellen of een dergelijke visie kan rusten op onderwijs van de apostelen in het Nieuwe Testament. Ik ben ervan overtuigd dat een bepaalde categorie van evangelische Christenen zich er onvoldoende rekenschap van geeft dat deze voorstelling moeilijk op het Nieuwe Testament is te funderen.

Hier volgen enkele vragen die om een antwoord vragen en dienen voor te leggen aan het getuigenis van de gehele Bijbel waarbij geen teksten worden weggedrukt:

Behoort men alleen tot de bruid van Christus als men vernieuwd is door prediking in  een opwekkingsbeweging en op een nieuwe, emotionele wijze Hem ervaart?

Behoort men tot de bruid als men volkomen geheiligd is, of - zoals anderen stellen - vervuld is met de Geest en in tongen spreekt, of - weer anderen, die de nadruk leggen op volkomen bevrijding - volkomen bevrijd is.

We zien dat de meningen en visies waarvan een aantal met grote stelligheid en vurigheid hier en daar worden gepredikt, onderling sterk kunnen verschillen van elkaar.

Ik stel toch een andere vraag: zou elke gelovige die voor de vergeving van zijn zonden en zijn eeuwig zielenheil op Christus en zijn zoenoffer vertrouwt, misschien tot de bruid behoren? De bovenstaande vragen zijn belangrijk en verdienen onze aandacht. Wat leerden Jezus en de apostelen? Hoe gingen de apostelen om met de verwachting van de wederkomst van Jezus? En, hoe zullen wij hun boodschap en onderwijs vertolken naar onze tijd?

Het serieus nadenken over bovenstaande vragen is geen overbodige luxe. Ook in deze tijd lezen we opnieuw dat er profeten zijn die oproepen tot het toetreden tot hun gemeente of groepering, want dan alleen kan men er zeker van zijn dat men tot de bruidsgemeente behoort. Dergelijke profetieën en prediking laten het niet daarbij want het ergste wordt geprofeteerd over hen die weigeren aan de oproep gehoor te geven. Een voorbeeld van zulk een extreem standpunt was dhr. H.J.A. van Geene in Puttershoek. Hij verzamelde in de negentiger jaren van de vorige eeuw zijn eigen groep van gelovigen om zich heen als de uitverkorenen die echt zouden worden opgenomen.

Aan meningen die zich alle beroepen op de Heilige Schrift is geen gebrek. Het aantal variaties neemt alleen maar toe - en dat is op z’n minst verontrustend te noemen. Veel leringen berusten op uit het verband gerukte en onjuist geïnterpreteerde uitspraken in het Nieuwe Testament en gemanipuleerde teksten en gegevens in het Oude Testament . Dikwijls ook is de wens de vader van de gedachte of de leer en spelen menselijke gevoelens een rol.

Ik zal nu enkele Schriftplaatsen behandelen, die gebruikt worden ter ondersteuning van de leer dat een bepaalde categorie van gelovigen wel, maar een andere niet zal worden opgenomen.

6. Bespreking van enkele passages in het Nieuwe Testament

                Matteüs 24:40-42

Jezus maakte hier een vergelijking tussen mensen die leefden in de tijd van Noach en hen die leven als Hij terugkomt. De vergelijking is tussen goddeloze mensen die de profetische waarschuwing niet ter harte namen en hen die in gehoorzaamheid de ark voorbereidden en ingingen.

Het is echter niet correct dit onderscheid tussen goddelozen en rechtvaardigen uit de tijd van Noach toe te passen op verschillende groepen onder Christenen, want de Heer zei niet dat beide groepen gelovigen waren, Hij noemde slechts het gegeven dat er scheiding tussen mensen kwam. Degenen die opgenomen werden waren daar blijkbaar toe gereed. Over wat dit gereed zijn precies inhield ging de Heer in dit eenvoudige verhaal niet in. Als sommigen deze niet nader toegelichte scheiding tussen mensen interpreteren als een scheiding tussen Christenen gaat men verder dan deze passage legaliseert.

Sommigen trekken uit deze passage in het evangelie van Matteüs de conclusie dat men zich de gehele dag bewust met Jezus moet bezighouden, bidden of in tongen moet spreken om een kans te hebben opgenomen te worden. Het hoeft geen betoog dat zulke inzichten aanleiding tot een enorm, haast ondraaglijk, spanningsgevoel kunnen geven. Men beweert: dat alleen als men zó in Christus blijft men zeker  is van de opname! Het blijven in Christus - zie Johannes 15 - betekent echter niet dat wij altijd op het niveau van het normale bewustzijn op Christus geconcentreerd moeten zijn. Om dit te bereiken zouden we niet meer gewoon in deze wereld kunnen leven en wordt het leven - zoals ik hierboven al schreef - ondraaglijk spanningsvol. Let er daarom juist op dat in deze gelijkenis in Matteüs de mensen allen gewoon aan het werk zijn, op het veld of bij de molen en zij concentreren zich op hun arbeid. Het verschil tussen hen moet zijn dat de één godvruchtig, gelovig was en de ander goddeloos, ongelovig. Deze opvatting is in harmonie met de lijn in het gehele hoofdstuk, namelijk die van de toenemende goddeloosheid in de tijd die aan de wederkomst voorafgaat.

                Matteüs 25:1-13

In deze gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze maagden. Zij wachten op de komst van de bruidegom. De les van deze gelijkenis is dat we altijd waakzaam moeten blijven want de Bruidegom kan ook heel laat  arriveren. Let er op dat deze meisjes uiteraard niet de bruid konden zijn. Dit wordt wel eens vergeten in prediking en studies.

              1 Korinte 15

Wij stellen de vraag aan de Schrift wie er zullen worden opgenomen en behoren tot de bruid van Christus. Bestuderen wij 1 Korinte 15, het grote hoofdstuk met de leer van de opstanding en het definitieve heil, dan merken wij het volgende op. Hoewel er in de gemeente van Korinte wantoestanden waren en een aantal gelovigen zich vleselijk gedroegen, zegt Paulus toch in vers 51, “Allen zullen wij veranderd worden.” Let op het ‘wij allen.’ Hij maakt blijkbaar geen uitzondering en leert geen scheiding tussen gelovigen, iedereen hoort erbij, ook al zijn er sommigen die behoorlijk lastig zijn en niet recht wandelen.

 
            
Paulus in 1 Tessalonicenzen en Johannes in Openbaring
              Een volkomen geheiligde bruid?

 
In 1 Tessalonicenzen 4:13-18 leert Paulus de gemeente dat “wij, levenden, die achterbleven tot de komst van de Heer…” Hij waarschuwt noch in deze brief, noch in zijn tweede dat sommigen niet zullen worden opgenomen omdat ze niet ordelijk en volgens zijn onderwijs zouden leven.

Sommigen beantwoorden de vraag of Christus alleen een gemeenschap van volkomen geheiligde gelovigen als Zijn bruid tot zich zal nemen, bevestigend. Zij verwijzen hiervoor o.a. naar 1 Tessalonicenzen 5:23 en Openbaring 19:6-10. Let er echter op dat 1 Tessalonicenzen 5:23 het profetisch niet als een toekomstig feit stelt dat bij de opname de gelovigen volledig geheiligd en toegewijd behoren te zijn maar dat het als een wenselijkheid wordt geuit: “En Hij, de God des vredes heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Heer Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.” Dan voegt hij er aan toe: “Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen.” Dit wil zeggen: God zal zeker zijn best doen om de volledige heiliging van zijn kinderen te helpen verwezenlijken. Heiliging vraagt echter ook om de volledige medewerking en inzet van de gelovigen waarbij zij het vlees met al zijn hartstochten en begeerten consequent dienen te kruisigen.

 Wij noemden ook Openbaring 19:6-10. Speciale aandacht voor vers 8, “en haar (de bruid van het Lam) is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te bekleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.”
 
Het wordt de bruid gegeven zich met een smetteloos gewaad te bekleden. Dit smetteloos gewaad is de gerechtigheid op grond van de verdienste van Jezus Christus. Zijn gerechtigheid is die van zijn gelovigen geworden, een genadegeschenk op grond van het geloof. De volgende zin presenteert echter een moeilijkheid: “want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden van de heiligen.” Dus toch gerechtigheid op grond van goede werken? Neen, dat kan niet de betekenis zijn. Bedoelt moet zijn het doen van goede werken op grond van het geloof en door de kracht van de nieuwe natuur door de Geest van God. De schrijver van Openbaring geeft ook hier blijk van zijn Joodse achtergrond. De bruid is geen luie, gemakzuchtige vrouw,maar heeft haar verlossing bezegeld met het leven naar Gods heilige wil. Zij heeft haar geloof gedemonstreerd met haar werken, (Jakobus 2:18; 24).

              1 Johannes 2:28,29 

Johannes vermaande in 1 Johannes 2:28,29, dat gelovigen in Hem dienen te blijven, “opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst.” Hier wordt wel een onderscheid gemaakt tussen gelovigen maar een andere dan sommige leraars maken. Johannes ziet dat er gelovigen bij de komst van Christus voor Hem zullen staan die hun hoofd in schaamte zullen buigen want zij hadden niet geleefd op een Hem welbehaaglijke wijze. Die schaamte is het gevolg van een levensstijl die zeker vleselijke kenmerken als lauwheid en slapte moet hebben gehad en die dus Christus onwaardig was. Zij moeten, staande voor Hem hun hoofd in schaamte buigen. Let op: Zij staan wel voor Hem dus zijn dus bij Hem en waren opgenomen.

Ook het onderwijs van de apostel Johannes pleit dus niet voor het maken van onderscheid dat  sommige gelovigen er wel bij zullen zijn en anderen niet.

              Aanvullend, wie van de gelovigen zullen wel worden opgenomen

Het lijkt mij beslist niet in overeenkomst met de Bijbel dat predikers en schrijvers met betrekking tot het al dan niet tot de bruidsgemeente behoren en het opgenomen worden, gelovigen en gemeenten indelen in twee groepen, een groep die opgenomen wordt en een andere, die - waarschijnlijk of zeker - achter zal blijven, omdat die niet tot de voldoende geheiligde gelovigen behoort en geheel afgezonderd van de wereld zouden zijn. Zullen wij niet meer Schriftuurlijk zijn als we een eventueel onderscheid tussen gelovigen in handen van de Heer zelf laten? Het beoordelen of iemand al dan niet een echt, toegewijd gelovige is, is geen eenvoudige zaak. Let op het tweezijdig merk van God voor de ware gelovige in 2 Timoteüs 2:19: “De Heer kent de zijnen en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid.” Wij kunnen letten op de uiterlijke kenmerken van een ware gelovige. Wij dienen echter niet te vergeten dat elke gelovige moeite en strijd kent om aan het uiterlijke kenmerk van gerechtigheid geheel te voldoen. Wij zien de buitenkant, een mens die zijn eigenaardigheden en onhebbelijkheden heeft, die faalt, struikelt en zondigt, maar God ziet het hart aan. Onze beperkte uitwendige observatie bemoeilijkt een juiste en definitieve beoordeling van het hart en iemands echt geestelijke staat. Het is duidelijk dat de apostelen van het Nieuwe Testament dit probleem ook al besefte.              

Het boek Openbaring


Dit boek is een speciale soort van openbaringsliteratuur, het is vol van beelden en allerlei symbolische uitdrukkingen en voorstellingen. Dikwijls worden beelden op elkaar gestapeld of met elkaar verweven en deze constructies verhogen de moeilijkheidsfactor voor uitleg in aanzienlijke mate. Bij het bestuderen en uitleggen van deze apocalyptische literatuur dient men zich altijd af te vragen wat er letterlijk moet worden verstaan en wat figuurlijk. Enige kennis van de uitleg van figuurlijke taal en haar eigenaardigheden, alsook van de specifieke aard van deze soort literatuur, lijken ons voor de studie en het verstaan van de tekst van het boek Openbaring van groot belang.

7. De leer van de twee bruiden en de vervanging

Er zijn er die leren dat de HERE God twee bruiden heeft. In historische orde: In de eerste plaats, Jahwe, God, met zijn bruid, het aardse volk Israël en in de tweede plaats, Christus met de gemeente, een geestelijk volk met een hemelse roeping, als zijn bruid, (Filippenzen 3:20,21). 

Er zijn sommigen die de vervangingsleer aanhangen. Er werd vroeger in veel kerken geleerd dat God in de oude bedeling zijn volk Israël als bruid wilde hebben, maar zij was Hem ongehoorzaam en verwierp Hem. Nu heeft Hij de gemeente als bruid die de plaats van het oude verbondsvolk heeft ingenomen. In deze visie wordt niet overwogen dat God zijn oude verbondsvolk niet definitief verworpen heeft. Wanneer het tot bekering en tot geloof in Jezus als Messias zal komen zal Hij zijn plan met haar als zijn aards volk voortzetten. Nogmaals, in deze leer wordt gesteld dat de gemeente - de ecclesia - in Gods plan de plaats van het oude Israël heeft ingenomen maar de Heilige Schrift maakt duidelijk dat de gemeente, als het hemels volk, nooit de plaats van het aardse, Israël, zal innemen, (Romeinen 11:25-32; Hebreeën 8:10-12).

Leringen, zoals hierboven aangehaald, kunnen daar ontstaan waar men zich er onvoldoende rekenschap van geeft dat het beeld van bruidegom en bruid in de Schrift gebruikt is als een zinnebeeld van de geestelijke relatie tussen de Almachtige God en zijn volk. Men moet er daarom niet alle gewone, aardse consequenties van een huwelijk aan verbinden.

Sommigen beseffen inderdaad onvoldoende dat God in zijn openbaring geestelijke waarheden uitdrukt in beelden die door mensen begrepen kunnen worden. Daarom drukt Hij zijn liefde voor mensen en zijn verlangen naar een intieme geestelijke relatie uit in zo’n prachtig beeld als dat van bruid en bruidegom. Indien we het gebruik van beeldspraak bestuderen, weten we dat er in elk beeld,dat in principe een vergelijking is, sommige aspecten zijn die een geestelijke betekenis kunnen worden toegekend, maar andere niet. Ditzelfde principe geldt ook voor de interpretatie van gelijkenissen. Niet alle bijzonderheden in een gelijkenis hebben per se een geestelijke betekenis. Sommige bijzonderheden in het aardse verhaal zijn nodig om het verhaal zinvol en compleet te maken. Het is niet verstandig om voor alle, zelfs de allerkleinste, details in gelijkenissen corresponderende, geestelijke werkelijkheden te zoeken.

God is de Eeuwige en zijn liefdesaanbod gaat over van geslacht op geslacht en van Zijn verbondsvolk, Israël, op mensen uit alle volkeren die samen met het gelovige Israël tot geloof in Hem komen in één gemeente. Op allen die de Heer liefgehad hebben in zowel onder het Oude als het Nieuwe Verbond kan het beeld van de bruid van de Here God, worden toegepast.

In de volgende opvatting die van intieme aard is, zien we hoe het prachtig beeld van bruid en bruidegom in de persoonlijke belevenis van een individu kan ontsporen.

8. “k ben de bruid van Jezus.”

Er zijn vrouwelijke mystici geweest, begijnen en nonnen, die zichzelf persoonlijk beschouwden als de bruid en de vrouw van Jezus. In visioenen en extatische ervaringen beleefden zij een innige gemeenschap met Christus. Sommigen beleefden die zelfs op een zinnelijke wijze, met seksuele bijzonderheden. Zulke mystici zagen met smachtend verlangen uit naar de vereniging met de Heer. Het behoeft geen betoog dat zulke inzichten volstrekt afgewezen moeten worden en dat men zeker nooit de Heilige Geest als de Bron van zulke visies en belevingen mag aanwijzen. Ook vandaag zijn er gelovige vrouwen, meestal ongetrouwde, met een mystieke aanleg die deze gedachte aanhangen en op een zeer intieme wijze koesteren als het kostbaarste wat zij bezitten. Wij kunnen en mogen zulke intieme, mystieke fantasieën en ervaringen niet aanvaarden als afkomstig van de Heilige Geest. Volgens moderne medische inzichten zouden sommigen in hun extreme innerlijke belevingswereld zelfs als geestesziek kunnen worden aangemerkt.

Wij kunnen concluderen dat zelfs de meest toegewijde en geestelijk ingestelde gelovige zich kan vergalopperen in de beleving van zijn of haar geloofsrelatie met Jezus. Uiteraard kunnen we alleen maar respect hebben voor de grote mate van praktische toewijding aan Christus, die sommige mystiek aangelegde vrouwen kenden, want de wijze waarop zij zich voor anderen, ja zelfs de allerarmsten en zieken inzetten, was voorbeeldig.

Als we in pastoraat met dergelijke ontspoorde ideeën te maken krijgen zullen we met alle geduld en volharding deze moeten trachten te bestrijden. Meestal brengt dit voor de betrokkene allerlei traumatische ervaringen in het bewustzijn. Soms is er sprake van een onreine geest die via religieuze fantasieën bezit van het intieme gedachtenleven heeft genomen.

We kunnen de gevolgtrekking maken dat toewijding en oprechtheid ons blijkbaar niet vanzelf vrijwaren van de mogelijkheid in onze fantasieën door te vloeien naar soms ziekelijke en zelfs gevaarlijke ideeën. De beelden en voorstellingen van geestelijke hoedanigheden, ook die van bruidegom en bruid, hebben hun beperkingen en moeten niet tot in extreme en fanatieke zin worden uitgewerkt alsof zij werkelijkheden zijn of zullen worden.

9. Enkele kanttekeningen

Als we onze studie over dit onderwerp naar het einde brengen kunnen we op z’n minst stellen dat het moeilijk met de totale openbaring in de Schrift te verdedigen is dat er naar een afzonderlijke bruidsgemeente in de kerk gezocht moet worden die uit een geselecteerde groep uitverkorenen zou moeten bestaan. Dat er bij het zoeken naar zulk een speciale groep in de gemeente een onderscheid tussen gelovigen wordt gemaakt, dat door sommigen tot zelfs diep in enkele evangelische bewegingen doorgetrokken wordt, is te betreuren.

We zien dat sommige gelovigen zich in afgezonderde groepen of gemeenten begeven om toch maar vooral tot de bruidsgemeente te kunnen behoren. Als dit gedrag aangewakkerd wordt door leiders die eenzijdige of fanatieke accenten in prediking en onderwijs leggen, zijn zij aan dit instabiele en verwarrende gedrag onder gelovigen met alle narigheid en pijn die daaruit voortvloeien, mede schuldig.

Het blijft boven alle twijfel verheven dat een gezonde, deskundige en evenwichtige uitleg van de Bijbelse teksten noodzakelijk blijft, juist ook wanneer religieuze gevoelens, zoals die zich in opwekkings- en vernieuwingsbewegingen manifesteren, gelovigen in grote, gewijde en mystieke extase kunnen brengen. Om niet misverstaan te worden: Ik waardeer in principe godsdienstige extase als positief. Opgewekte, toegewijde en vurige gelovigen zijn meer dan ooit nodig in onze gemeenten. En er zal ruimte dienen te zijn voor verheven, geestvervoerende, intieme ervaringen in gemeenschap met de Geest van Jezus. Tegelijkertijd zullen wij echter onze bezonnenheid niet moeten verliezen en nuchter dienen te blijven. Is dit niet juist waarvoor Paulus waarschuwde in 2 Tessalonicenzen 2:1,2 en 3:5-12?

10. Slot

De voorstelling van de gemeente als de bruid van Christus is een prachtig beeld, vol van diepzinnige en een intieme betekenissen. Mogelijk juist daardoor is het zo kwetsbaar voor allerlei misinterpretaties en verkeerde toepassingen. Het is een betreurenswaardig gegeven dat juist het mooie, tedere en intieme zo uiterst kwetsbaar is en zo gemakkelijk beschadigd kan worden, zowel opzettelijk als onopzettelijk. Het is mijns inziens duidelijk dat dit helaas ook het geval is met de voorstelling van Christus als de bruidegom en de gemeente als Zijn bruid.

De vraag wie er van de gelovigen wel en wie niet tot de bruid behoren dient met respect voor het gehele getuigenis over de gemeente in de Bijbel met wijsheid en bedachtzaamheid bestudeerd te worden. Alle eenzijdige, bekrompen. extreme en fanatieke ideeën erover, dienen met vastberadenheid, staande op het fundament van de Bijbel bestreden te worden.

Hoe wij ook mogen denken over het zeer boeiende en interessante beeld van Christus als bruidegom en zijn gemeente als de bruid in de Bijbel, ook in relatie tot de opname, wij leven gelukkig nog in de tijd dat de deur van de ark - of, om in dit beeld te blijven, de deur naar het bruiloftsmaal - wagenwijd open staat want de tijd van genade is nog niet afgesloten. De uitnodigingen om deel te nemen aan het bruiloftsmaal van het Lam  gaan nog steeds in grote aantallen de hemelse administratiepoort uit.

“En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet!”
 Openbaring  22:17

Leusden, 30 maart 1999, juli 2012

Contact? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter

~~~~~~~~~~~~
Site 'Inspiratie & Insight,' sinds 1997 / 3 juni 2000 / herzien 6 augustus 2012 / T. J. de Ruiter / The Netherlands