Een bijzonder kostbaar - en daarom ook kwetsbaar - onderwerp wordt aan de hand van de Bijbel en de kerkgeschiedenis bestudeerd
door T. J. de Ruiter
"Hallelujah!
Want de Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard.
Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de
bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereed
gemaakt."
Openbaring 19:6,7
1. Inleiding
2. De bruid van Jahwe in
het Oude Testament
3. De bruid in het Nieuwe
Testament
4. De bruid in het licht
van typologie in het Oude Testament
5. Prediking over de
bruidsgemeente
in opwekkingsbewegingen
6. Bespreking van enkele
passages in het Nieuwe Testament
7. De leer van de twee
bruiden en de vervanging
8. Ik ben de bruid van Jezus
9. Enkele kanttekeningen
1.
Inleiding
De
leer van de
bruidsgemeente is in sommige kringen
opnieuw een opvallend
onderwerp in prediking en onderwijs geworden. Het is daarom voor een
evenwichtige leer en geloofsbeleving van groot belang dat wij bij het
spreken
over de gemeente van Jezus Christus onder het beeld van bruidegom en
bruid
uitgaan van een gezonde Bijbelse grondslag.
De voorstelling van de
relatie tussen de HERE GOD en zijn
volk door middel van die van een bruidegom en bruid heeft haar
grondslag al in
het Oude Testament. Wij zullen om deze reden voor de Bijbelse
onderbouwing en
verantwoording van deze leer en de visies eraan verbonden eerst naar
het Oude
Testament gaan.
2. De
bruid van Jahwe in het Oude Testament
3. De
bruid in het Nieuwe Testament
Met een boek zoals de
Openbaring van Johannes waarin
geschreven werd over de gemeente als de bruid of de vrouw van het Lam
dienen we
uiterst behoedzaam in de uitlegging te zijn - zoals met alle
apocalyptische
literatuur - omdat we hier meestal met figuurlijke taal te maken
hebben.
Uiteraard lijkt het boven alle twijfel verheven dat met de vrouw van
het Lam -
zie Openbaring 19:6,7 - de gemeente wordt bedoeld.
Het verhaal in het Oude
Testament over Isaäk en Rebekka -
zie Genesis 24-.is een prachtig typologisch beeld van Christus en zijn
gemeente. De typologische betekenis kan tot in details worden
uitgewerkt.
Abraham is God, de Vader, de Heilige Geest is de knecht die een bruid
werft
voor de zoon in een ver land. De bruid gaat mee met de knecht en de
zoon krijgt
haar lief. In het Nieuwe Testament is er overigens
- heel merkwaardig - geen apostel die dit prachtige
en ontroerende verhaal als zodanig heeft gebruikt.
Ook in het verhaal van
Jozef en zijn Egyptische vrouw kan
men een typologische meerwaarde leggen, (Genesis 40 en 41). Na lijden
wordt
Jozef onderkoning en ontvangt - nog steeds verworpen door zijn eigen
volk - een
heidense vrouw. Deze vrouw is dan - typologisch gezien - de gemeente
uit de
heidenen. Later komt zijn eigen broedervolk tot geloof in hem. Ook dit
verhaal
wordt in het Nieuwe Testament niet als ondersteunende typologische
onderwijzing
voor Christus en zijn gemeente gebruikt.
Voorlopig kunnen we dus uit
het gehele getuigenis van het
Nieuwe Testament concluderen dat het beeld van de bruidegom en bruid
geen
belangrijke leerstellige functie vervulde in het onderwijs van de
apostelen om
de relatie tussen Christus en zijn gemeente uit te beelden. Het boek
Openbaring
gebruikt met haar rijkdom aan symboliek het beeld enkele malen en wijst
ermee
op die reine en intieme relatie tussen Christus, het Lam, en zijn
gemeente.
Omdat in veel
opwekkingsprediking dikwijls grote nadruk
wordt gelegd op het beeld van bruidegom en bruid als inspiratie voor
een
intieme relatie met Christus, is het de moeite waard een snelle blik op
dergelijke prediking te werpen.
5.
Prediking over de bruidsgemeente in opwekkingsbewegingen
Opwekkingsprediking dringt
meestal aan op bekering van
zonden en toewijding aan Christus. Het hernieuwde geloof krijgt een
intense
persoonlijke waarde. De nieuwe bekeerling weet: “Christus houdt van mij
en ik
houd van hem.” De opgewekte en vernieuwde gelovigen ervaren en voelen
in hun
nieuwe geloofsbeleving een intieme band met Christus. In deze innige
geloofsrelatie met de Heer weten zij zich dikwijls in het bijzonder
aangesproken door het beeld van bruid en bruidegom zoals dit in enkele
passages
in het Nieuwe Testament voorkomt. In het hart brandt het vuur van de
nieuwe
liefde voor de Heer en soms kan dit tot fanatieke ideeën
aanleiding geven. Het
valt niet mee om tijdens deze onstuimige geloofsfase in alles een juist
evenwicht te bewaren. Het krachtige en vurige geloof van de eerste
liefde kan
al snel leiden tot conflicten met medegelovigen en de kerkelijke
gemeenschap
waartoe men behoort. Men ervaart van de niet opgewekte gelovigen –
dikwijls te
snel- onbegrip, koelte en afstandelijkheid en soms zelfs vijandigheid.
Opgewekte gelovigen voelen zich dan niet meer thuis in hun oudere,
traditionele
kerk. Het inzicht ontwikkelt zich dat de kerk in haar vervallen en
lauwe staat
als bruid van Christus niet meer voldoet aan de verwachtingen van de
hemelse
Bruidegom. Er ontstaat geleidelijk aan een nieuwe beweging waarin de
opgewekte
gelovigen hun volle liefde voor de Heer ongeremd kunnen beleven en vorm
geven.
Die nieuwe beweging is dan, zo houdt men zich voor, de echte bruid van
Christus, want hier wordt Christus liefgehad en ziet men uit naar zijn
komst en
de vereniging met Hem. In de opwekkingsprediking wordt dikwijls
benadrukt dat
Christus alleen een reine, heilige en vurig toegewijde bruid wil
hebben. Wie
dat niet is - zo stelt men dikwijls radicaal - behoort niet tot de
bruid van
Jezus die Hij tot zich zal nemen als Hij terugkeert. Er komt nu een
nieuw
leeraspect te voorschijn: er wordt een relatie gelegd met de wederkomst
van
Christus. De preekonderwerpen zijn de wederkomst en de opname van de
gemeente. De
oproep die hieraan gekoppeld wordt is: “Wees gereed om opgenomen te
worden als
Christus terugkeert en aan te zitten aan het bruiloftsmaal van het Lam
van
God.”
Het onderwerp van de
terugkeer van de Heer met de opname
van zijn gelovigen was een onderdeel van apostolische prediking. Paulus
leerde
erover in 1 Tessalonicenzen 4:13-18 en 2 Tessalonicenzen. 2:1-12. De
wederkomst
biedt troost en hoop aan gelovigen die in de wereld slechts verdrukking
ervaren. Het is en blijft een heerlijk vooruitzicht: de ontslapenen en
de
levenden zullen tezamen de Heer tegemoet gaan in de lucht en zo voor
altijd bij
de Heer zijn. De Heer zal spoedig terugkeren, maar men dient die
verwachting
niet te laten doorvloeien in verwarring en fanatisme, (2
Tessalonicenzen 2:1,2;
3:11,12).
Hier volgen enkele vragen
die om een antwoord vragen en
dienen voor te leggen aan het getuigenis van de gehele Bijbel waarbij
geen
teksten worden weggedrukt:
Behoort men tot de bruid
als men volkomen geheiligd is,
of - zoals anderen stellen - vervuld is met de Geest en in tongen
spreekt, of -
weer anderen, die de nadruk leggen op volkomen bevrijding - volkomen
bevrijd
is.
Ik stel toch een andere
vraag: zou elke gelovige die voor
de vergeving van zijn zonden en zijn eeuwig zielenheil op Christus en
zijn
zoenoffer vertrouwt, misschien tot de bruid behoren? De bovenstaande
vragen
zijn belangrijk en verdienen onze aandacht. Wat leerden Jezus en de
apostelen?
Hoe gingen de apostelen om met de verwachting van de wederkomst van
Jezus? En,
hoe zullen wij hun boodschap en onderwijs vertolken naar onze tijd?
Aan meningen die zich alle
beroepen op de Heilige Schrift
is geen gebrek. Het aantal variaties neemt alleen maar toe - en dat is
op z’n
minst verontrustend te noemen. Veel leringen berusten op uit het
verband
gerukte en onjuist geïnterpreteerde uitspraken in het Nieuwe
Testament en
gemanipuleerde teksten en gegevens in het Oude Testament . Dikwijls ook
is de
wens de vader van de gedachte of de leer en spelen menselijke gevoelens
een
rol.
6.
Bespreking van enkele passages in het Nieuwe Testament
Jezus maakte hier een
vergelijking tussen mensen die
leefden in de tijd van Noach en hen die leven als Hij terugkomt. De
vergelijking is tussen goddeloze mensen die de profetische waarschuwing
niet
ter harte namen en hen die in gehoorzaamheid de ark voorbereidden en
ingingen.
Sommigen trekken uit deze
passage in het evangelie van Matteüs
de conclusie dat men zich de gehele dag bewust met Jezus moet
bezighouden,
bidden of in tongen moet spreken om een kans te hebben opgenomen te
worden. Het
hoeft geen betoog dat zulke inzichten aanleiding tot een enorm, haast
ondraaglijk, spanningsgevoel kunnen geven. Men beweert: dat alleen als
men zó
in Christus blijft men zeker is van de
opname! Het blijven in Christus - zie Johannes 15 - betekent echter
niet dat
wij altijd op het niveau van het normale bewustzijn op Christus
geconcentreerd moeten
zijn. Om dit te bereiken zouden we niet meer gewoon in deze wereld
kunnen leven
en wordt het leven - zoals ik hierboven al schreef - ondraaglijk
spanningsvol.
Let er daarom juist op dat in deze gelijkenis in Matteüs de mensen
allen gewoon
aan het werk zijn, op het veld of bij de molen en zij concentreren zich
op hun
arbeid. Het verschil tussen hen moet zijn dat de één
godvruchtig, gelovig was
en de ander goddeloos, ongelovig. Deze opvatting is in harmonie met de
lijn in
het gehele hoofdstuk, namelijk die van de toenemende goddeloosheid in
de tijd
die aan de wederkomst voorafgaat.
In deze gelijkenis van de
vijf wijze en de vijf dwaze
maagden. Zij wachten op de komst van de bruidegom. De les van deze
gelijkenis
is dat we altijd waakzaam moeten blijven want de Bruidegom kan ook heel
laat arriveren. Let er op dat deze
meisjes uiteraard niet de bruid konden zijn. Dit wordt wel eens
vergeten in
prediking en studies.
1 Korinte 15
Wij stellen de vraag aan de
Schrift wie er zullen worden
opgenomen en behoren tot de bruid van Christus. Bestuderen wij 1
Korinte 15,
het grote hoofdstuk met de leer van de opstanding en het definitieve
heil, dan
merken wij het volgende op. Hoewel er in de gemeente van Korinte
wantoestanden
waren en een aantal gelovigen zich vleselijk gedroegen, zegt Paulus
toch in
vers 51, “Allen zullen wij veranderd worden.” Let op het ‘wij allen.’
Hij maakt
blijkbaar geen uitzondering en leert geen scheiding tussen gelovigen,
iedereen
hoort erbij, ook al zijn er sommigen die behoorlijk lastig zijn en niet
recht
wandelen.
Sommigen beantwoorden de
vraag of Christus alleen een
gemeenschap van volkomen geheiligde gelovigen als Zijn bruid tot zich
zal nemen,
bevestigend. Zij verwijzen hiervoor o.a. naar 1 Tessalonicenzen 5:23 en
Openbaring 19:6-10. Let er echter op dat 1 Tessalonicenzen 5:23 het
profetisch
niet als een toekomstig feit stelt dat bij de opname de gelovigen
volledig
geheiligd en toegewijd behoren te zijn maar dat het als een
wenselijkheid wordt
geuit: “En Hij, de God des vredes heilige
u geheel en al, en geheel uw
geest, ziel en lichaam moge bij de
komst van onze Heer
Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.”
Dan voegt
hij er aan toe: “Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen.” Dit
wil
zeggen: God zal zeker zijn best doen om de volledige heiliging van zijn
kinderen
te helpen verwezenlijken. Heiliging vraagt echter ook om de volledige
medewerking en inzet van de gelovigen waarbij zij het vlees met al zijn
hartstochten en begeerten consequent dienen te kruisigen.
1 Johannes 2:28,29
Ook het onderwijs van de
apostel Johannes pleit dus niet
voor het maken van onderscheid dat sommige
gelovigen er wel bij zullen zijn en
anderen niet.
7. De leer
van de twee bruiden en de vervanging
Er zijn er
die leren dat de HERE God twee bruiden heeft. In historische orde: In
de eerste
plaats, Jahwe, God, met zijn bruid, het aardse volk Israël en in
de
tweede
plaats, Christus met de gemeente, een geestelijk volk met een hemelse
roeping, als zijn bruid, (Filippenzen 3:20,21).
Er zijn sommigen die de
vervangingsleer aanhangen. Er
werd vroeger in veel kerken geleerd dat God in de oude bedeling zijn
volk
Israël als bruid wilde hebben, maar zij was Hem ongehoorzaam en
verwierp Hem.
Nu heeft Hij de gemeente als bruid die de plaats van het oude
verbondsvolk heeft
ingenomen. In deze visie wordt niet overwogen dat God zijn oude
verbondsvolk
niet definitief verworpen heeft. Wanneer het tot bekering en tot geloof
in
Jezus als Messias zal komen zal Hij zijn plan met haar als zijn aards
volk
voortzetten. Nogmaals, in deze leer wordt gesteld dat de gemeente - de
ecclesia
- in Gods plan de plaats van het oude Israël heeft ingenomen maar
de Heilige
Schrift maakt duidelijk dat de gemeente, als het hemels volk, nooit de
plaats
van het aardse, Israël, zal innemen, (Romeinen 11:25-32;
Hebreeën 8:10-12).
Leringen, zoals hierboven
aangehaald, kunnen daar
ontstaan waar men zich er onvoldoende rekenschap van geeft dat het
beeld van
bruidegom en bruid in de Schrift gebruikt is als een zinnebeeld van de
geestelijke relatie tussen de Almachtige God en zijn volk. Men moet er
daarom
niet alle gewone, aardse consequenties van een huwelijk aan verbinden.
Sommigen beseffen inderdaad
onvoldoende dat God in zijn
openbaring geestelijke waarheden uitdrukt in beelden die door mensen
begrepen
kunnen worden. Daarom drukt Hij zijn liefde voor mensen en zijn
verlangen naar
een intieme geestelijke relatie uit in zo’n prachtig beeld als dat van
bruid en
bruidegom. Indien we het gebruik van beeldspraak bestuderen, weten we
dat er in
elk beeld,dat in principe een vergelijking is, sommige aspecten zijn
die een
geestelijke betekenis kunnen worden toegekend, maar andere niet.
Ditzelfde
principe geldt ook voor de interpretatie van gelijkenissen. Niet alle
bijzonderheden in een gelijkenis hebben per se een geestelijke
betekenis.
Sommige bijzonderheden in het aardse verhaal zijn nodig om het verhaal
zinvol
en compleet te maken. Het is niet verstandig om voor alle, zelfs de
allerkleinste, details in gelijkenissen corresponderende, geestelijke
werkelijkheden te zoeken.
God is de Eeuwige en zijn
liefdesaanbod gaat over van
geslacht op geslacht en van Zijn verbondsvolk, Israël, op mensen
uit alle
volkeren die samen met het gelovige Israël tot geloof in Hem komen
in één
gemeente. Op allen die de Heer liefgehad hebben in zowel onder het Oude
als het
Nieuwe Verbond kan het beeld van de bruid van de Here God, worden
toegepast.
In de volgende opvatting
die van intieme aard is, zien we
hoe het prachtig beeld van bruid en bruidegom in de persoonlijke
belevenis van
een individu kan ontsporen.
8. “k ben
de bruid van Jezus.”
Wij kunnen concluderen dat
zelfs de meest toegewijde en
geestelijk ingestelde gelovige zich kan vergalopperen in de beleving
van zijn
of haar geloofsrelatie met Jezus. Uiteraard kunnen we alleen maar
respect
hebben voor de grote mate van praktische toewijding aan Christus, die
sommige
mystiek aangelegde vrouwen kenden, want de wijze waarop zij zich voor
anderen,
ja zelfs de allerarmsten en zieken inzetten, was voorbeeldig.
We kunnen de gevolgtrekking
maken dat toewijding en
oprechtheid ons blijkbaar niet vanzelf vrijwaren van de mogelijkheid in
onze
fantasieën door te vloeien naar soms ziekelijke en zelfs
gevaarlijke ideeën. De
beelden en voorstellingen van geestelijke hoedanigheden, ook die van
bruidegom
en bruid, hebben hun beperkingen en moeten niet tot in extreme en
fanatieke zin
worden uitgewerkt alsof zij werkelijkheden zijn of zullen worden.
Als we onze studie over dit
onderwerp naar het einde
brengen kunnen we op z’n minst stellen dat het moeilijk met de totale
openbaring in de Schrift te verdedigen is dat er naar een afzonderlijke
bruidsgemeente in de kerk gezocht moet worden die uit een geselecteerde
groep
uitverkorenen zou moeten bestaan. Dat er bij het zoeken naar zulk een
speciale
groep in de gemeente een onderscheid tussen gelovigen wordt gemaakt,
dat door
sommigen tot zelfs diep in enkele evangelische bewegingen doorgetrokken
wordt,
is te betreuren.
Het blijft boven alle
twijfel verheven dat een gezonde,
deskundige en evenwichtige uitleg van de Bijbelse teksten noodzakelijk
blijft,
juist ook wanneer religieuze gevoelens, zoals die zich in opwekkings-
en
vernieuwingsbewegingen manifesteren, gelovigen in grote, gewijde en
mystieke
extase kunnen brengen. Om niet misverstaan te worden: Ik waardeer in
principe
godsdienstige extase als positief. Opgewekte, toegewijde en vurige
gelovigen
zijn meer dan ooit nodig in onze gemeenten. En er zal ruimte dienen te
zijn
voor verheven, geestvervoerende, intieme ervaringen in gemeenschap met
de Geest
van Jezus. Tegelijkertijd zullen wij echter onze bezonnenheid niet
moeten
verliezen en nuchter dienen te blijven. Is dit niet juist waarvoor
Paulus
waarschuwde in 2 Tessalonicenzen 2:1,2 en 3:5-12?
10. Slot
De voorstelling van de
gemeente als de bruid van Christus
is een prachtig beeld, vol van diepzinnige en een intieme betekenissen.
Mogelijk juist daardoor is het zo kwetsbaar voor allerlei
misinterpretaties en
verkeerde toepassingen. Het is een betreurenswaardig gegeven dat juist
het
mooie, tedere en intieme zo uiterst kwetsbaar is en zo gemakkelijk
beschadigd
kan worden, zowel opzettelijk als onopzettelijk. Het is mijns inziens
duidelijk
dat dit helaas ook het geval is met de voorstelling van Christus als de
bruidegom en de gemeente als Zijn bruid.
De vraag wie er van de
gelovigen wel en wie niet tot de
bruid behoren dient met respect voor het gehele getuigenis over de
gemeente in
de Bijbel met wijsheid en bedachtzaamheid bestudeerd te worden. Alle
eenzijdige, bekrompen. extreme en fanatieke ideeën erover, dienen
met
vastberadenheid, staande op het fundament van de Bijbel bestreden te
worden.
Hoe wij ook mogen denken
over het zeer boeiende en
interessante beeld van Christus als bruidegom en zijn gemeente als de
bruid in
de Bijbel, ook in relatie tot de opname, wij leven gelukkig nog in de
tijd dat
de deur van de ark - of, om in dit beeld te blijven, de deur naar het
bruiloftsmaal - wagenwijd open staat want de tijd van genade is nog
niet
afgesloten. De uitnodigingen om deel te nemen aan het bruiloftsmaal van
het
Lam gaan nog steeds in grote aantallen
de hemelse administratiepoort uit.
“En de Geest en de
bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft,
kome, en
wie wil, neme het water des levens om niet!”
Openbaring
22:17
Leusden,
30 maart 1999, juli 2012
Contact? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter