Leer ons, o God, onze dagen tellen

(Nieuwjaarsartikel 2001)

T. J. de Ruiter, pastor en leraar in de Pinksterbeweging


De apostel Paulus heeft een merkwaardig en krachtig woord geschreven in 1 Korintiërs 3:21-23, “Daarom, niemand beroeme zich op mensen; alles is immers het uwe: Hetzij Paulus, Apollos of Cefas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of toekomst, het is alles het uwe; doch gij zijt van Christus en Christus is van God.”

In dit nieuwjaarsartikel wil ik het licht laten schijnen op het gedeelte in vers 22, waar Paulus schreef: “hetzij wereld, leven of dood.... het is alles het uwe.” Wat kan dit woord betekenen? Is er sprake van een conflict met wat Jezus zei in Lucas 12:15, “Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.” Jezus zei dat wij geen bezitter van ons leven zijn en Paulus schreef dat ook leven en dood van ons zijn. Hoe kunnen we deze verklaringen met elkaar in harmonie brengen?

We stellen vast dat de rijke man van het verhaal geen rekening met God hield en geen intieme en hechte relatie met Hem had. Hij stelde zich niet afhankelijk van de ‘Hogere Macht’ in wiens hand de krachten, die leven geven en nemen rusten. Paulus daarentegen schreef aan Christenen. Hij ging ervan uit dat zij, vanwege de gemeenschap met Christus, wel in een relatie met God leefden. De Christen weet zich veilig geboren - voor eeuwig, want in leven en sterven is hij van Jezus. De Christen weet dat niets zijn ziel schade kan berokkenen, noch in het leven, noch in het sterven, want Christus waakt over hem als zijn kostbaar bezit.

Op grond van het onderwijs in de Bijbel is het duidelijk dat de mens geen bezitter van zijn leven is, maar wel de  beheerder of rentmeester ervan. Een goed rentmeesterschap over het leven, waarbij de wil van God als de Eigenaar ervan wordt geëerbiedigd en uitgevoerd, garandeert dat de gelovige zich zeker mag weten van een goede toekomst. En dan doet het er niet toe wat er zich aan moeilijke omstandigheden ontwikkelt tijdens de aardse reis, want zijn ware leven is met Christus in God verankerd. Het doet er zelfs niet toe of hij leeft of sterft, want de gelovige weet zich het eigendom van Christus, vrijgekocht uit de macht van het boze door het verzoenend bloed van Golgotha.

In het licht van de huidige discussie over de wet op de euthanasie wil ik toch nog even bij relevant bijbels onderwijs stil staan. De Schrift leert ons dat het leven een geschenk van God is. De Schrift leert ons niet dat het recht van de mens op het leven zover gaat, dat hij zelfstandig mag beslissen dit geschenk te vernietigen. Er zijn voorbeeld in de Schrift van mensen, die God verlieten en zich in uitzichtloze wanhoop of uit wroeging van het leven beroofden; we denken aan koning Saul in het Oude- en aan Judas in het Nieuwe Testament. De overheid heeft van God alleen het mandaat gekregen voor het doden van een mens als er sprake is van een ernstig misdrijf. Dit is in de Torah wetgevingen vastgelegd en Paulus schreef in Romeinen 13:4 dat de overheid het zwaard niet tevergeefs draagt. Dat de doodstraf om humanitaire redenen is afgeschaft heeft zowel goede- als nadelige gevolgen voor het handhaven van het recht en de veiligheid in de maatschappij. God heeft de overheid echter geen volmacht gegeven te doden als - zoals de minister het formuleerde - het lijden 'uitzichtloos en ondraaglijk' is.

Ik kan niet anders dan met grote droefheid en zorg vaststellen dat de overheid - als de wet op de euthanasie mogelijk deze maand door de Eerste Kamer wordt goedgekeurd - ingaat tegen het fundamentele beginsel van geloof in God, als de Schepper en Eigenaar van het leven, waaruit onmiddellijk volgt dat wij het leven dienen te beschouwen als een geschenk van Hem. Het is onze opdracht het leven op een verantwoordelijke wijze te beheren en te exploiteren tot Gods eer. De mens moet het leven van de jeugd tot in ouderdom, in ziekte en gezondheid, aanvaarden. Daarbij wordt hij door God zelf uitgenodigd Hem onder alle omstandigheden vertrouwen te schenken en in nood te zoeken om hulp te verkrijgen ‘ter gelegener tijd.’ Zichzelf of een ander vanwege ondraaglijk of uitzichtloos lijden van het leven te beroven is geen optie, die God voor de mens heeft open gelaten. De wet op de euthanasie, zoals die thans is voorbereid, negeert het gebod: “Gij zult niet doden.”

Helaas ligt het in de lijn van de huidige ontwikkelingen op het terrein van de moraal in combinatie met de wetenschap dat er de komende jaren verder gaande verschuivingen ten aanzien van het ‘recht op de dood’ zullen plaats vinden. De meeste bewindslieden maken zich hierover echter thans niet zo druk. Over de mogelijkheid dat de normen met betrekking tot euthanasie en zelfdoding te zijner tijd mogelijk verruimd zullen worden, wordt schouderophalend gezegd: “Dat zien we dan wel weer.” Dit is een houding, die past in de wijze, waarop in deze tijd wetten worden gemaakt, want de wetgever past deze aan de morele veranderingen in de maatschappij aan - een zeer zorgelijke ontwikkeling in onze maatschappij.

In het besef dat er lijden is dat als ondraaglijk aangevoeld kan worden, zowel door de lijder als door hen, die met liefde en tranen om het ziekbed heen staan, dring ik er bij een ieder, vooral bij verantwoordelijke instanties, met name onze overheid, op aan, alle voorrang aan palliatieve zorg- en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen te geven opdat het ongeneeslijk en terminale lijden in de laatste levensdagen zoveel mogelijk wordt verlicht. Ook goede psychologische- en pastorale hulp moet in deze zorg een plaats kunnen krijgen. Voor subsidies ten behoeve van de palliatieve zorg zou ruim voldoende geld aanwezig dienen te zijn, opdat elk mens met alle zorg kan worden bijgestaan tot aan het moment, dat hij zijn geest aan de Schepper terug moet geven. Dit noem ik hulp, die een mens, de beelddrager van God, waardig is en daarvan ben ik een voorstander.

Als wij van Christus zijn en alles in Hem, van ons, ook het leven en ook de dood, past het ons op een verantwoordelijke en waardige wijze met zowel het leven als de dood om te gaan. Wij zullen dan onze dagen tellen, zoals de Psalmist het zei in Psalm 90:12. Niet om zelf, hoogmoedig en autonoom, de lengte van ons leven te bepalen, maar om elke dag als een kostbaar geschenk te beleven en hem optimaal voor God en zijn Koninkrijk te benutten.

Als u en ik zo leven wordt elke dag van dit nieuwe jaar, zowel in ziekte als in gezondheid, een kostbaar geschenk van God. Ik wek u op God voor elke dag u hier gegeven, een hoger en reiner loflied toe te zingen.

Leusden, 19 december 2000, herzien juli 2011

Contact? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter

Naar andere pagina's / To other pages on this site


Site 'Inspiratie & Inzicht'  sinds 1997 / artikel update 29 juli 2011 /  Pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands