T. J. de Ruiter,
predikant en bijbelleraar
De vijf bedieningen genoemd in Efeziërs 4:11 worden
door sommigen gezien als een volledige opsomming van de noodzakelijke
en
belangrijkste bedieningen in en van de gemeente. Dientengevolge is deze
visie
op het functioneren van de gemeente in sommige kringen dan ook zeer
populair.
Ik heb met deze leer van de ‘vijfvoudige bediening’ nooit vrede gehad.
Er is
meer te doen dan in het takenpakket van deze vijf bedieningen zit en in
het
Nieuwe Testament kan men zien dat er reeds in die tijd meerdere
bedieningen in
de gemeente werden herkend.
In dit artikel presenteer ik dan ook een inzicht dat
ik de titel ‘De Negen Bedieningen in de Gemeente’ meegeef. Ik ben me
ervan
bewust dat niets volmaakt kan zijn en daarom zullen er ongetwijfeld aan
dit
artikel ook onvolkomenheden kleven. Met dankbaarheid aan de Grote
Leraar van
alle waarheid, de Heilige Geest, ben ik er echter van overtuigd dat dit
inzicht
zeker het stempel ‘Schriftuurlijk’ ontvangen mag.
Benut goede Hermeneutiek
Studies in de Hermeneutiek - Uitlegkunde - reiken zeer
bruikbare en betrouwbare regels en methodes voor uitleg aan. Eén
belangrijk
inzicht is - dit is ook zeer bruikbaar voor alle uitleg van de Heilige
Schrift
- dat we een principieel inzicht of een leer niet op een enkele, of nog
erger,
een uit het verband gehaalde tekst, moeten baseren.
De leer van de ‘vijfvoudige bediening’ is een
voorbeeld van een dergelijke gebrekkige interpretatie van de tekst van
de Heilige
Schrift, want zij is hoofdzakelijk gebaseerd op wat er in Efeziërs
4:11 is
genoemd en besteedt onvoldoende aandacht aan wat in andere
Schriftplaatsen is
geschreven. Schrijvers uit de tijd toen het Nieuwe Testament werd
geschreven,
vonden het niet belangrijk alle delen van een reeks of opsomming te
noemen, zij
schreven aan hun bijzondere doelgroep slechts wat zij op dat moment
belangrijk
vonden. Juist daarom is het zo belangrijk Schrifttekst met Schrifttekst
te
vergelijken. Dit beginsel is sinds de Reformatie een belangrijk
hermeneutisch
beginsel bij alle uitleg van de Bijbel.
Gelet op andere teksten door Paulus geschreven, kan
worden vastgesteld dat hij de opsomming in de brief aan de
Efeziërs inderdaad
niet als een complete lijst van bedieningen kan hebben bedoeld. Mede
gelet op
de praktijk van al het noodzakelijke werk in gemeenten en de
bedieningen in
wijder verband in de arbeid van het evangelie, past het - mijns inziens
- niet
om op de vijfvoudige bediening alleen groot gewicht voor de opbouw van
de
gemeente te plaatsen. Ik zal overigens niet ontkennen dat bedieningen,
die
verkondigend, onderwijzend, evangeliserend en pastoraal van aard zijn
de
geestelijke ruggengraat vormen van het lichaam van Christus.
Als een voorbeeld van Bijbelse uitleg, waarbij we
zoveel mogelijk tekstmateriaal bestuderen, neem ik het Griekse woord
‘diaconie’
dat in het Engels is vertaald door ‘ministerie,’ maar in het Nederlands
òf door
‘dienst’ òf door ‘bediening.’ Wij zien dat dit Griekse begrip
een bredere
toepassing heeft dan die op ‘bedieningen van het woord.’ Arndt en
Gingrich
noemen vijf toepassingsmogelijkheden: uitgezonden worden om te dienen,
zoals
o.a. geesten, Hebreeën 1:14; dienen, als het voorbereiden van een
maaltijd; de
dienst van profeten en apostelen; dienen als een vorm van
hulpverlening, bijv.
bij het verspreiden van aalmoezen; het kerkelijk dienen als een diaken;
Romeinen 12:7. Er kan voor alle vormen van toepassing, die ik hierboven
genoemd
heb, veel tekstmateriaal worden aangevoerd, maar dat heb ik hier
achterwege
gelaten. Het kerkelijke begrip ‘bediening’ behoort daarom uitgebreid te
worden
tot alle vormen van dienst in het werk van het evangelie.
Zoals hierboven reeds gezegd, het is - mijns inziens -
duidelijk dat de zo veel gebruikte opsomming in Efeziërs hoofdstuk
vier, vers
11 niet als een volledige moet worden gezien. Daarom wil ik in dit
artikel een
inzicht delen, dat gebaseerd is op twee schriftplaatsen en in harmonie
is met
andere in het Nieuwe Testament, zoals o.a. in de 1e brief aan de
Korintiërs
hoofdstuk 12, waar Paulus schreef over de geestelijke gaven en het
lichaamsprincipe. Het inzicht dat ik bij deze aanbied is zeker niet
nieuw,
uniek of origineel te noemen, want het is duidelijk in de Schrift
aanwezig.
De Negen Bedieningen
Wij plaatsen Efeziërs 4:11 en Romeinen 12:7 naast
elkaar en zien naar de gecombineerde opsomming van de bedieningen. Wij
letten
er op hoe deze opsomming zowel overeenkomt met andere gegevens in de
Schrift
als met de praktijk. Ook 1 Korintiërs 12:2-30 en andere teksten
verrijken het
zicht op de bedieningen en dragen bij tot een breder inzicht. Let er op
dat de
verschillende teksten naast elkaar gelegd, samen een breed, verantwoord
inzicht
scheppen. Wij handhaven dus ook in deze studie van de bedieningen het
hermeneutisch
beginsel van tekst met tekst vergelijken, zodat een inzicht ontstaat
dat met
recht het stempel ‘Schriftuurlijk’ mag ontvangen.
Efeziërs
4:11
Romeinen 12:7
1. Apostelen
2.
Profeten
Profetie
3. Evangelisten
4.
Herders
Vermanen
5.
Leraars
Onderwijzen
6.
-----------------------
Diakenen: praktisch dienen en ondersteunen
7.
-----------------------
Gevers (mededelen)
8.
-----------------------
Leiders (bestuurders)
9.
-----------------------
Werkers van barmhartigheid
U ziet hoe de beide opsommingen elkaar aanvullen en
samen een realistische kijk geven op de noodzakelijke bedieningen in en
van het
lichaam van Christus:
Uiteraard kan een individuele gelovige meerdere
bedieningen uitoefenen, zoals er ook meerdere gaven van de Geest aan
één
persoon geschonken kunnen zijn. Voor de gaven van de Geest; zie 1
Korintiërs
12:1-11.
1. Apostelen
Apostelen trekken er met het evangelie op uit naar
nieuwe gebieden. Zij weten zich altijd ‘gezonden.’ Bedenk eens hoe snel
de
gehele wereld bereikt had kunnen zijn als er altijd apostelen, zoals
Paulus,
waren geweest, die met dat brandende verlangen Christus te brengen,
naar de nog
onbereikte mensen gingen. Apostelen behoren in hun bediening door al
bestaande
kerken worden gesteund, want zij vervullen de grote opdracht van Jezus
de
gehele wereld het evangelie te verkondigen. Paulus hoopte op die steun
en hij
was dankbaar als die hem werd geschonken; lees Filippenzen 4:16-20.
Alle ware
zendelingen zijn in feite apostelen - het Griekse woord ‘apostel’
betekent
‘gezondene of zendeling. Men kan zeker niet stellen - zoals sommigen
dat doen -
dat het apostelambt na eeuwen pas in deze tijd hersteld is. Apostelen,
missionarissen of zendelingen zijn er altijd geweest, alleen waren er
veel te
weinig en door kerkleer begrepen zij hun opdracht niet altijd goed. Ook
de
oorspronkelijke apostelen zagen zich als dienaars ‘diakonoi’ van
Christus en
zijn gemeente. Ten overvloede apostelen moeten geen leiders van
gemeenten zijn,
maar altijd op pad, altijd met hun ‘gezonden worden’ bezig. Van de
eerste
apostelen zijn er overleveringen dat zij zich pas op hoge leeftijd,
toen zij
niet meer konden gaan, als leiders van gemeenten vestigden.
2. Profeten
De profeet spreekt geïnspireerd namens God. In het
oude Israël had de profeet een bijzondere bediening. Hij kende een
dynamische
gemeenschap met Jahweh, het mediteren tot in extase of tot in grote
innerlijke
rust. Hij sprak dikwijls onder een krachtige werking of zalving van de
Geest
van de Heer. Veel profeten wisten zich tot het volk van God gezonden
met een
bijzondere boodschap, die gegrond was op de openbaring van God en zijn
wil
zoals in de Tora gegeven. De Nieuw Testamentische profeet zal evenzo
zijn
boodschappen op het woord van de Heer dienen te baseren. Let erop dat
de
gemeenteprofeet niet in een zelfde positie staat als de Oud
Testamentische
profeet in Israël. De laatstgenoemde was een ‘soloprofeet’, hij
stond alleen.
De gemeenteprofeet functioneert in het lichaam van Christus en zijn
uitingen mogen
en moeten zelfs door de leden beoordeeld worden; zie 1 Korintiërs
14:29. De
bredere betekenis van het begrip profetie is, dat allen, die in
verkondigende
bedieningen staan en zoeken naar de inspiratie van Woord en Geest, ook
profetisch bezig zijn.
In Efeziërs 2:20 schreef Paulus dat de gemeente
‘gebouwd is op het fundament van de apostelen en profeten.’ Het Grieks
kan
betekenen dat Paulus met het ‘apostelen en profeten’ dezelfde dienaars
bedoelde, ‘de apostelen, namelijk de profeten.’ Een klein woordje zoals
het
Griekse ‘kai’ dat veelal door ‘en’ wordt vertaald, kan zeer
verschillende
betekenissen hebben, afhankelijk van het verband, waarin het staat. Men
kan uit
deze tekst niet met zekerheid afleiden en dus ook leren dat de profeten
tot de
voornaamste dienaars van de gemeente behoren. Paulus kan de bedoeling
hebben
gehad erop te wijzen dat de apostelen als eersten het fundament van
geloof en
de profetische openbaring in de harten van mensen hebben gelegd.
3. Evangelisten
De evangelist predikt in gebieden waar al gemeenten
zijn en hij doet dit in goede samenwerking met hen. Voorbeelden van
huidige
evangelisten met een internationale bediening in evangelisatie zijn
Billy
Graham en Reinhard Bonnke.
4. Herders
De herder is de geestelijke leider van de gemeente,
hij verzorgt de prediking en geeft pastorale hulp. Vandaag gebruiken
wij de
benamingen dominee, pastor, predikant of predikant-voorganger.
In het Nieuwe Testament treffen wij de functie van
'episkopos' aan, waarmee men iemand bedoeld, die het overzicht heeft
over een
instituut of een organisatie, zoals de plaatselijke gemeente.
Meestal heeft de herder verkondigende, onderwijzende,
pastorale en bepaalde organiserende gaven. In Romeinen 12:7 treffen wij
het
Griekse werkwoord ‘parakaleô’ aan, dat in de N.B.G. bijbel
vertaald is door
‘vermanen.’ Dit Griekse werkwoord heeft echter een veel rijkere
betekenis dan
het Nederlandse ‘vermanen.’ De betekenis kan variëren van raad
geven,
bemoedigen, versterken, troosten tot vermanen. De naam ‘Trooster’ voor
de Heilige
Geest, die o.a. in Johannes 14 voorkomt, behoort tot dezelfde
woordgroep als
het in de Romeinenbrief gebruikte werkwoord. De bedieningen, die met
dit
werkwoord worden aangeduid vallen zeker onder de verantwoordelijkheid
van de
herder.
In de Openbaring van Johannes treffen we brieven aan
de zeven gemeenten aan; deze zijn geadresseerd aan ‘de engel van de
gemeente.’
Hier wordt het woord ‘angelos’ gebruikt, dat ‘boodschapper’ betekent en
dat
zowel op een geestelijk wezen als op een mens betrekking kan hebben.
Met de
‘engel van de gemeente’ wordt de boodschapper, de pastorale,
verkondigende
leider in die gemeente bedoeld. Ter ondersteuning wijs ik nog op 1
Timoteüs
3:16, waar Paulus schreef, dat ‘Hij is verschenen aan de engelen,’
waarmee hij
de apostelen bedoelde, die de eerste gezanten en boodschappers van het
evangelie aan en in de gemeenten waren.
Sommigen menen dat de zeven brieven in Openbaring aan
‘geestelijke machten’ boven de gemeenten werd geschreven, maar deze
uitleg is
beslist onjuist; er worden geen brieven geschreven aan geestelijke
machten.
Anderen denken hier aan de gemeenteprofeet, maar ook dit is onjuist;
want die
kende men niet. Ook wordt er wel gesteld dat men geen letterlijke
betekenis aan
deze gemeentebrieven moet geven, omdat de taal in Openbaring hoogst
symbolisch
is. Men kan hier tegenin brengen dat er in deze zeven brieven zoveel
plaatselijke, culturele en gemeentelijke details worden aangetroffen
dat zij
wel degelijk letterlijk aan de boodschappers van bestaande gemeenten
gericht
moeten zijn geweest.
De voorganger, pastor of herder, is in zijn functie
als gemeenteboodschapper, een leider, een ‘presbuteros’ in de gemeente.
De
meeste kerken erkennen dit en daarom functioneert de
predikantvoorganger als de
voorzitter van het bestuur of de oudstenraad. Sommigen definiëren
de voorganger
als de ‘primus inter paris,‘ dat is ‘de eerste onder zijn gelijken.’
Met de
‘gelijken’ worden de overige oudsten of bestuursleden bedoeld.
5. Leraars
De leraar onderwijst het geheel van de goddelijke
openbaring, met de geestelijke inhoudelijkheid en de morele
consequenties van
het geloof in Jezus Christus. De leraars van vroeger legden niet
slechts de
oude, heilige geschriften uit, maar leerden de mensen ook deze te
memoriseren.
Vandaag is het opnieuw nodig de gelovigen te helpen bij het memoriseren
van de
Schrift, want er is een ontstellend gebrek aan het kennen van
belangrijke Bijbelteksten,
vooral bij jongere generaties. Voor Bijbelleraars lijkt het
onontbeerlijk te
kunnen beschikken over en verwijzen naar informatie, die steunt op
kennis van
de talen en culturen, waarin de boeken van de bijbel geschreven waren.
Hiervoor
behoeft men niet per se zelf een expert in die oude talen te zijn,
aangezien er
ook op dit gebied een ruim aanbod van wetenschappelijke studies en
informatie
is.
Opmerking: Ofschoon menig herder ook de gave van het
leraarschap heeft ontvangen, is er zeker ook erkenning van bijzondere
leraars,
die op bepaalde terreinen van leer, inzicht en pastoraat
gespecialiseerd zijn.
6. Diakenen
Wij hebben in deze studie reeds de originele betekenis
van het Griekse begrip ‘diakonia’ bestudeerd. Het woord wordt voor alle
vormen
van dienst of bediening gebruikt. Zelfs de apostelen noemden zichzelf
dienstknechten, ‘diakonoi’ van Christus en zijn gemeente.
De apostelen stelden, samen met de gemeente,
praktische helpers aan, die ‘diakonoi’ werden genoemd; zie Handelingen
6:3-6.
In de oorspronkelijke gemeente was een diaken dus iemand, die een
helpende,
praktische functie had. Pas later ging de kerk het ambt van diaken
instellen.
In veel kerken zijn de diakenen degenen, die aangesteld zijn voor de
financiën,
hulp aan armen en noodlijdenden en voor praktische taken. Een
‘diakonos’ kan
echter op gehele andere terreinen van praktische dienstbetoon werkzaam
zijn en
hij kan in zijn specifieke taak een bediening van de Heer hebben
ontvangen. Ik
noem bijv. de technische man, de drukker, de tekstcorrector, de
administrateur,
de muzikant, de boekhouder. Ook de vele helpers, technici en
gespecialiseerde
werkers in radio, tv en internet zijn in feite allen diaconaal bezig.
Ik concludeer derhalve dat onder het hoofd ‘diaconale
bedieningen’ alle diensten of bedieningen behoren te worden geplaatst,
die het
mogelijk maken dat de gemeente naar behoren kan functioneren in
al haar
afdelingen en activiteiten, waarmee zij haar opdracht in de wereld
vervuld.
7. Gevers
Er zijn gelovigen, die het geven aan het werk van God
als een bediening beschouwen, die zij van de Heer hebben ontvangen. Zij
delen
met vreugde van hun middelen mee aan de opbouw van de Gemeente en de
uitbreiding van het Koninkrijk van God. Gelovigen met een dergelijke
bediening
hebben niet zelden vanwege hun van God ontvangen talenten de
beschikking over
uitgebreide mogelijkheden en middelen. De gemeente zal de Heer danken
voor
allen die mild en met blijdschap geven aan het werk van God. Maar
leiders
moeten ervoor oppassen gelovigen met meer mogelijkheden niet boven
anderen voor
te trekken; zie Jacobus 2:1-4
Een waarschuwend woord aan geestelijke leiders: geestelijke
leiders mogen hun positie en gezag niet aanwenden om gelovigen tot
geven te
manipuleren en in Schriftuurlijke oproepen tot (veel) geven moet altijd
het
respect voor de persoonlijke verantwoordelijkheid van de gelovige
duidelijk
worden belicht. Een dringend advies: bij het investeren in het
Koninkrijk van
God moeten de zakelijke en juridische aspecten, die aan grote
schenkingen en
investeringen verbonden zijn aan deskundigen worden overgelaten.
Geestelijke
leiders moeten ervoor waken dat door ondeskundigheid hun bediening niet
geschaad zal worden.
8. Leiders of bestuurders
Leiders of oudsten, Grieks ‘presbuteroi’, besturen de
gemeente als een geestelijk en maatschappelijk lichaam. De Griekse
maatschappelijke ‘presbuteroi’ waren in functie vergelijkbaar met de
Romeinse
senatoren en in het Jodendom met de leiders van de plaatselijke
synagoge of de
leden van het Sanhedrin. Er zijn een aantal teksten in het Nieuwe
Testament
waar de presbuteroi, de oudsten van plaatselijke gemeenten worden
genoemd; zie
bijvoorbeeld Handelingen 20:17 en Titus 2:5. De oudsten hebben
bekwaamheid om
wijs en volwassen leiderschap te geven. De functie en de gave van het
besturen
wordt ook specifiek genoemd in 1 Korintiërs 12:28. Ook kunnen er
onder de
presbuteroi, diegenen zijn die gaven op het gebied van prediking,
onderwijs en
de zielzorg bezitten; zie 1 Timoteüs 5:17.
De oudsten werken samen, maken beleid en zien toe op
de uitvoering ervan. Zij handhaven orde en zorgen ervoor dat de
gemeente haar
bedieningen op adequate wijze kan uitoefenen. Zij beheren ook de
praktische middelen en regelen de aanwendingen ervan, ook voor hen, die
fulltime in de gemeente en voor het evangelie werkzaam zijn.
Aanvullend: Van het Griekse ‘episkopos’ komt de titel
bisschop. Er is echter geen Schriftuurlijke grond voor een
afzonderlijke
‘hogere’ functie of positie als bisschop, want in Handelingen 20; 17 en
28 en
in Titus 1: 6, 7 worden de oudsten - de presbuteroi - ook opzieners -
episkopoi
- genoemd.
Het bovenstaande hoeft echter niet tot gevolg te
hebben dat er in een kerkelijk bestuur, de oudstenraad, geen
voornaamste
leider, een voorzitter, mag zijn. Ook kan een groep van samenwerkende
plaatselijke, regionale of nationale kerken een overkoepelend bestuur
met een
voorzitter of een hoofdpredikant aanstellen. Bij het vormen van
overkoepelende
besturen lijkt het mij echter belangrijk de positie van de
afzonderlijke
plaatselijke gemeenten duidelijk vast te stellen en hen een grote mate
van
zelfstandigheid te geven. Deze studie van 'De Negen Bedieningen' is
echter niet
de plaats om dieper op kerkelijke organisatievormen in te gaan.
9. Werkers van barmhartigheid
Hier worden gelovigen bedoeld, die een speciale
bewogenheid hebben mensen met problemen of noden te helpen. Men kan
hier
bijvoorbeeld denken aan hen, die door ziekte of rampspoed getroffen
zijn of
door fouten of zonde in ernstige moeilijkheden zijn geraakt. Zij tonen
ontferming, met begrip en geduld en proberen altijd de lijdende mens er
bovenop
te helpen. Wij dienen niet te vergeten dat de zorg voor zieken, zoals
wij die
vandaag kennen, in de tijd toen het Nieuwe Testament geschreven werd,
grotendeels niet bestond. De meeste genezingscentra waren toen
verbonden met de
occulte aanbidding van afgoden en mensenverering. Velen waren daarom
geheel
afhankelijkheid van de barmhartigheid en de ontferming van liefdevolle
en
hulpvaardige gelovigen.
De onderlinge afhankelijkheid van de leden
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat sommige
leden met ‘hogere’ bedieningen een beetje neerkijken op anderen, die in
‘lagere’ dienen. Paulus moet dit verschijnsel ook hebben waargenomen en
daarom
schreef hij met geestelijk inzicht, “God heeft echter het lichaam
zó
samengesteld dat Hij meer eer gaf aan wat misdeeld was.” In de grote
onderwijzing van Paulus in 1 Korintiërs 12:12-31 betreffende het
Lichaam van
Christus en de afzonderlijke leden erin, benadrukt hij dat de leden,
die zich
belangrijk achten in het lichaam tot anderen, die in hun ogen niet zo
gewichtig
zijn, niet moeten zeggen, “Ik heb u niet nodig...” De leden hebben
elkaar nodig
en zijn onderling volkomen afhankelijk van elkaar voor het goed
functioneren
van het gehele lichaam.
Waarlijk grote geestelijke leiders erkennen met
gepaste nederigheid het belang van de ondersteunende bedieningen. Billy
Graham
zei bij meerdere gelegenheden dat hij zijn bediening niet kon
uitoefenen zonder
de gebedssteun van de vele oudere broeders en zusters, die daarvoor
veel tijd
uittrokken. Reinhard Bonnke kan zijn bediening tot de massa’s in Afrika
niet
uitoefenen zonder de trouwe, offervaardige steun en hulp van zijn
teamleden en
de vele bidders. Dr. R. H. Schuller van de Crystal Cathedral heeft
meerdere
malen gezegd dat zijn bediening zich nooit had kunnen ontwikkelen
zonder de
trouwe, onvermoeibare en onbaatzuchtige inzet van al zijn
gemeenteleden, die
elk in zijn of haar eigen functie in het geheel van het werk van de
Crystal
Cathedral jarenlang functioneerden.
Wie van ons zal uitmaken welk werk, welke bediening
belangrijker is dan een andere? Paulus leert ons eer te geven aan hen,
die in
het verborgene hun werk ten dienste van het lichaam van Christus
vervullen. Is
het inderdaad geen teken van vleselijke zelfverheffing als we ons eigen
werk en
bediening belangrijker achten dan die van een ander?
Slot
In Handelingen zes lezen we dat de apostelen zich vrij
wilden zetten van allerlei noodzakelijke bedieningen, maar die hen van
hun
hoofdopdracht, de prediking, de bediening van het woord, en gebed,
afhielden.
Hoeveel hedendaagse predikers en pastors zien zich niet bezet door een
ontstellende veelheid aan zakelijke beslommeringen van allerlei aard,
zowel
bestuurlijk als diaconaal? Uit onderzoeken is gebleken dat bij veel
geestelijke
leiders, predikanten en evangelisten het gebed er het meest bij
inschiet - er
is weinig tijd voor. Ik pleit daarom voor een heroriëntering op de
persoonlijke
bediening en tegelijk voor een herwaardering van alle functies in het
lichaam
van Christus, vanaf de hoogste tot de laagste. Ik pleit ervoor dat de
gemeenten
hun voorgangers en andere woordverkondigers, zoals zendelingen en
evangelisten
zoveel mogelijk zakelijke beslommeringen uit handen nemen. Deze
dienaars zullen
zich er ook niet toe moeten laten verleiden allerlei zakelijkheden naar
zich
toe te trekken.
Het is de hoogste tijd dat het Lichaam van Christus
gaat functioneren, zoals de Heer, het Hoofd, het had bedoeld. Daarvoor
is nodig
dat alle leden, van hoog tot laag, meer zicht krijgen op het belang van
de
‘Negen Bedieningen’ en hun eigen bediening op grond van de hun gegeven
gaven zullen
gaan uitoefenen, Op deze wijze wordt door allen meegewerkt aan de
opbouw en de
groei van het Lichaam van Christus.
Het is mijn overtuiging dat de erkenning van de Negen
Bedieningen allen beter zal doen functioneren op het gebied van de hun
gegeven
specifieke gaven en dit zal vanzelfsprekend de gehele Gemeente in al
haar
geledingen ten goede komen. Uiteindelijk - en dit is het hoofddoel -
zal de
Heer meer worden verheerlijkt in en door zijn Gemeente dan thans het
geval is.
Reageer: Pastor T. J. de Ruiter
~~~~~~~~~~~~~~~
Site 'Inspiratie
& Inzicht, sinds
1997 / update. 28 juli 2011 / pastor T. J. de Ruiter / The
Netherlands