Evaluatie
van het gebruik van geestelijke gaven en
manifestaties
Door T. J. de Ruiter,
predikant en
leraar in de Pinksterbeweging
INLEIDING
Het meeste apostolisch onderwijs over de geestelijke
gaven vinden wij in de Eerste brief van Paulus aan Korinte. Uit wat
Paulus
schreef aan deze gemeente kunnen wij concluderen dat zij een aantal
problemen
had, o.a. ook in verband met het gebruik van de gaven, die door de
Heilige
Geest aan de leden waren geschonken. Misschien klinkt het sommigen
vreemd in de
oren dat het gebruik van geestelijke gaven en manifestaties voor
problemen
kunnen zorgen, toch is dit helaas dikwijls het geval.
De gemeente te Korinte was groot geworden en er was
veel activiteit. Men maakte met enthousiasme ook gebruik van de
bijzondere
gaven, die de gelovigen bij de Doop in de Heilige Geest hadden
ontvangen. Er
vonden grote dingen plaats: Zieken genazen op wonderbaarlijke wijze, er
werd in
vreemde, onbekende talen gesproken, die door sommige weer even
onbegrijpelijk
konden worden vertaald, profetieën werden gegeven en geesten werd
in hun ware
aard onderscheiden. Er was van alles te beleven, maar het ging niet
allemaal
vlekkeloos.
PROBLEMEN IN DE GEMEENTE VAN KORINTE
Er waren verschillende problemen ontstaan in verband
met het gebruik van de gaven. Eén ervan was dat sommigen over
hun gave gingen
opscheppen en zich boven anderen gingen verheffen, dat maakte anderen
jaloers, (1 Korintiërs 12:20,21). Er werd een nare sfeer in de
gemeente gecreëerd. Paulus
kreeg een brief, waarin deze problematiek aan hem werd voorgelegd en
hij
reageerde op dit probleem en de andere met het geven van het onderwijs,
dat wij
in de hoofdstukken 12, 13 en 14 van deze brief aantreffen.
Een ander probleem was dat men in de
gemeentebijeenkomsten ertoe neigde de gaven eigen zegen en opbouw te
gaan
gebruiken en niet voor de gezamenlijke opbouw. Paulus maakte het
duidelijk dat
in de bijeenkomsten de gaven allereerst voor de stichting of opbouw van
de
gemeente moesten worden gebruikt.
Wij zouden vandaag zeggen: In de samenkomst moet je
niet je eigen belang voorop stellen, zo van ‘als ik maar een geweldige
tijd heb
en uit m’n dak kan gaan’. Men kan hierbij denken aan het opgaan in de
extase
van het geïnspireerd in tongen spreken of het ervaren van
aangrijpende geesteskrachten.
Paulus benadrukt dat men de opbouw van de gehele gemeente in focus moet
houden.
Dus niet: “Heer, geef mij meer.” Maar: “Heer, geef ons meer.” Dus niet:
“Heer
zegen mij,” Maar: “Heer zegen ons.” Dus niet: “Heer, maak mij vol en
voller van
uw kracht.” Maar: “Heer, maak ons vol en voller van uw kracht.” Het
gebed zal
moeten zijn: “Heer, hoe kan ik mijn medegelovigen van dienst zijn in
deze
bijeenkomst?” En de consequentie van deze instelling is dat als wij
merken dat
anderen niet zo snel en gemakkelijk zich kunnen openen, dat wij dan
misschien
ons wat aanpassen en op de duur komt iedereen in de stroom van de
geesteswerkingen - heerlijk is dat.
Een derde probleem was dat van wanordelijk gedrag in
verband met het gebruik van geestelijke gaven. Paulus stelt verder dat
er orde
in de diensten moet zijn, (1 Korintiërs 14:40). In de voorafgaande
verzen wordt
duidelijk welke orde Paulus voor ogen stond: Er moet niet teveel- en
tegelijkertijd geprofeteerd en in tongen worden gesproken, (1
Korintiërs 14:27-33).
En als iemand plotseling hevig geïnspireerd zou beweren dat hij
wel moest
spreken en een ander daarvoor zou willen, is het antwoord van Paulus
dat men
best kan wachten tot een geschikt moment. De basisles is duidelijk:
Inspiratie
van de Geest kan op elk moment komen, het blijft onze
verantwoordelijkheid hoe-
en wanneer wij dat met anderen delen - dit is een beginsel dat
gemakkelijk
vergeten kan worden.
Inderdaad, er waren problemen ontstaan in Korinte in
verband met het gebruik van geestelijke gaven. Er was verwarring
gezaaid en
wanorde had zich er ontwikkeld. Veel van de zegen van het gebruik was
weg
genomen en de gemeente werd beschadigd. Paulus trachtte de
noodzakelijke
correcties in de gemeente aan te brengen, van wie hij zo zielsveel
hield.
Zeer betekenisvol staat tussen de hoofdstukken 12 en
14 het onderwijs over de aard van de liefde van God en het daarmee
corresponderend gedrag, zoals wij die in Christus geopenbaard gekregen
hebben.
Paulus zegt met echt apostolisch gezag dat als de liefde van Christus
niet de echte
drijfveer in het gebruik van de gaven is, zij als een schallend koper
of een
rinkelende cimbaal zijn. En over de persoon, die de gaven - hieronder
vallen
ook de werkingen en manifestaties - niet vanuit die ware liefde
gebruikte zei
hij dat die ‘niets’ was en dat alle geestelijke werkingen hem niets
zouden
baten! Dit, dunkt me, was een vermaning, die alle beoefenaars van
geestelijke
gaven en liefhebbers van de manifestaties van de Geest in de
Korinthische
gemeente tot nadenken en zelfonderzoek moest brengen!
PROBLEMEN VANDAAG
Het lijkt mij dat het onderwijs en deze vermaningen
van Paulus ook voor ons, charismatische, pinkster en volle evangelie
gelovigen
van deze tijd, veel te zeggen hebben. In het oplevend enthousiasme voor
manifestaties, werkingen en gaven van de Heilige Geest kunnen zeer
gemakkelijk
vleselijke motieven vanuit het onbewuste van de mens een verstorende en
verwarrende rol gaan spelen. Wij nemen dezelfde nare verschijnselen
waar als
die in de gemeente van Korinte: Sommigen gaan zich autoritair in de
gemeente
gedragen omdat zij belangrijkere gaven bezitten, anderen worden
egoïstisch en
zoeken slechts hun eigen belang - als zij maar een fijne tijd hebben,
onder
invloed van de geesteswerking staan en extatische toestanden beleven.
Of de overige
aanwezigen in de bijeenkomst er iets aan hadden is niet zo belangrijk
voor hen.
Er is een toenemende bezorgdheid dat veel ‘profetieën - het wordt
het meest op
het persoonlijk niveau aangevoeld - problemen in het leven van
gelovigen
veroorzaken; sommigen zijn -toen ze gehoorzaam waren aan een profetie -
regelrecht een ramp tegemoet gegaan. Willen we deze problemen onder
ogen zien,
of sluiten wij hen.? Ik zou door kunnen gaan met voorbeelden, maar is
het niet
de hoogste tijd om eens te gaan zitten, na te denken en te bidden:
“Heer, wat
gebeurt er wat zijn we aan het doen?”
BEZINNING EN BEOORDELING VAN GAVEN
EN MANIFESTATIES
Zoals hierboven gezien, stelde Paulus het onderwerp
van het beoordelen van profetische uitingen in 1 Korintiërs 14:29
aan de orde. Ik heb
- opgrond van deze apostolische vermaning - altijd moeite gehad met
hen, die
leren dat men profetieën zonder verstandelijk overleg moet
aanvaarden als ‘een
woord van God’. Als een profeet zich aan mij ergert als ik wil
nadenken- en
oordelen over het profetisch woord, dat uit zijn mond kwam, waarvan hij
beweert
dat het ‘van God’ kwam en dat ik het zonder aarzeling of bedenking als
zodanig
moet accepteren en gehoorzamen, word ik alleen maar voorzichtiger in
het
gehoorzamen aan zijn uiting. Deze houding van de profeet is in conflict
met de
gezonde onderwijzingen van de apostelen. Met andere woorden gezegd: Hij
vertoont een onwaardige en ongeestelijke houding.
Het bovenstaande geldt ook voor visioenen, gezichten
en dromen. Hoe vreemd het voor sommigen ook moge klinken, voor deze
laatstgenoemde categorie van ervaringen, geldt, dat elke, afzonderlijke
belevenis zorgvuldig op haar waarde en betekenis onderzocht dient te
worden,
juist ook omdat zij ver verwijderd schijnen te staan van onze eigen
bewuste sturing
en uit kunnen komen uit de grote inhoud van ons onbewuste. De Heilige
Geest kan
in dromen en gezichten gebruik maken van de enorme inhouden van het
onbewuste
in onze geest, maar dromen kunnen ook het product zijn van onze eigen
onbewuste
processen en krachten, die grotendeels nog een geheim voor ons zijn. Ik
zeg
hier niet dat dromen nooit van God kunnen komen, natuurlijk kunnen zijn
door
Gods Geest gegeven zijn. Maar het lichaam van de gelovigen, de
gemeente, kan
helpen bepalen wat de bron en betekenis van dromen is.
Dikwijls zijn dromen uitdrukkingen van wat men bewust
of onbewust wenst of wil. De wijze les schijnt - mijns inziens -
duidelijk:
Visioenen en gezichten van gelovigen, zelfs van hen, die beweren
vervuld van de
Heilige Geest te zijn, zullen op basis van de instructies en principes,
die we
aantreffen in de Bijbel - het enige boek met volledig betrouwbare,
goddelijk geïnspireerde
wijsheid - beoordeeld worden.
Het zorgt voor een probleem als beweerd wordt dat men
in het geheel niet moet nadenken over deze ervaringen en als dat zelfs
door
sommigen verboden wordt. “Want, zo wordt gezegd, je moet je verstand
uitschakelen. Het zijn dingen van de Geest en je moet er niet over
nadenken.”
Er kan enige waarheid in deze instructie schuilen, maar wanneer zij in
elk
geval gedachteloos wordt opgevolgd, kan het ons in bedrog leiden. Ik
wil hier
zeer duidelijk zijn: Het is waar, dat bij het maken van een stap ‘in
geloof’
het verstand nutteloos of ‘onvruchtbaar’ is. Een voorbeeld: Het
‘wandelen op
water’, wordt niet gerealiseerd door verstandelijke overwegingen.
Inderdaad,
het geloof is een krachtige overtuiging, een vertrouwen op Gods kracht
en dat
dikwijls werkt op een niveau dat de gehele inhoud van ons
bevattingsvermogen te
mogen gaat. Maar het openen van ons hart voor de Geest is een bewuste
beslissing en per definitie een verstandshandeling. Wat er dan volgt
kan boven
onze controle zijn, als de geest inspireert en bekrachtigt, zoals Hij
wil.
Echter, ofschoon de werkingen van de Geest in gaven en manifestaties,
boven ons
begrip uitgaan, volgt hieruit nog niet dat we niet zouden evalueren,
wat er
gebeurd is (of: Wat er gebeurt) onder de kracht van de Geest. We worden
opgeroepen te beoordelen, de resultaten te bezien en indien nodig
correcties
aan te brengen. Wat ik dus zeg is dit: We zullen alle geestelijke,
mystieke- en
extatische belevenissen beoordelen op hun waarde in menselijk leven en
gedrag.
In dit proces is de Bijbel onze volledig, door God geïnspireerde
basisgids, (2 Timoteüs. 3:16,17 en 2 Petrus 1:20,21).
CONCLUSIES
Het is belangrijk dat wij niet slechts onze harten
openen voor de Geest van de Heer, maar ook ons gezonde verstand
behouden en
voldoende zelfbeheersing. Lees 2 Timoteús 1:7 en let op de
betekenis van de Griekse
woorden daar. Als we dit doen zullen we geestelijke op onze hoede of
wakker
blijven en altijd rekenschap aan onszelf, anderen, en -bovenal - aan
God kunnen
geven van wat er gebeurt, te midden van het lawaai, het tumult, de
opwinding en
de extase, die in deze tijd sommige bijeenkomsten kenmerken. We zullen
regelmatig tijd dienen te nemen om niet slechts de geestelijke
werkingen en
manifestaties te evalueren, maar ook de interpretaties- en de
waardering ervan
in onze bijeenkomsten. Deze evaluatie procedure zou ook toegepast
kunnen worden
op de persoonlijke bediening, zoals die dikwijls in ‘ministry time’
plaatsvindt. Verantwoordelijke leiders zouden moeten spreken met
werkers en
evalueren wat er was gezegd en wat er gebeurde. Ik durf te
veronderstellen dat
er van zulke sessies veel geleerd zou kunnen worden dat tot heiliging
van de
geestelijke doeltreffendheid- en tot toename van zegen zal leiden.
Het is thans mijn overtuiging in deze fase, waarin de
vernieuwingsbeweging verkeert, dat als we in de huidige beweging van
Gods Geest
- ‘the present move of the Spirit’ -willen blijven, we er goed aan
zouden doen
naar de onderwijzingen en vermaningen van de Schrift te luisteren. Ik
wil er op
wijzen dat de Geest niet slechts gedoofd wordt door hen, die de
beoefening van
gaven en het toelaten van manifestaties tegenstaan, maar ook - en
misschien is
dit subtieler van aard - door vleselijkheid en onwijs gedrag van hen,
die zich
juist voor de Geest openen.
SLOT
Wij zijn dankbaar voor de nieuwe opleving van de
geestelijke gaven en manifestaties - deze opleving was en is nodig,
want het
gehele christendom dreigde een saaie bedoening van bureaucratie en
doodse
vormendienst te worden. Wij zijn dankbaar dat gelovigen overal een
pluswaarde
zien toegevoegd aan hun leven en dienstbetoon door nieuwe
mogelijkheden, hen
geschonken de door de Geest van Jezus Christus. Het blijft echter
altijd onze
eigen verantwoordelijkheid hoe wij met deze gaven en manifestaties
omgaan. Ook
deze gaven en krachten kunnen verkeerd benut worden - bewust of
onbewust - uit
onze gecompliceerde menselijke geest en ons dikwijls eigenwijze ego.
De Bijbel vermaant ons om onze motieven, gedachten en
handelwijze te evalueren. Speciale aandacht moet gegeven worden aan de
manifestaties van ons ego, want dat kan zich zo gemakkelijk opblazen en
zelfzuchtig worden. Laat ons de vermaning ter harte nemen in
Filippenzen. 2:3,
“Doe niets uit zelfzucht of ijdel eerbejag, doch in ootmoedigheid
achtte de een
de ander uitnemender dan zichzelf.” Als we deze onderwijzing als norm
voor ons
gedrag nemen, ook voor het gebruik- en bij het genieten van de gaven en
werkingen van de Geest, zullen we een kans hebben om op het spoor te
blijven
van wat God in onze dagen tracht te doen.
Leusden,
15 October 1998,
gereviseerd 27 juli 2011
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Contact? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter