T. J. de Ruiter
Af en toe nemen wij kennis van uitlatingen en meningen, die ons in hoge mate verbazen en verbijsteren. Dat overkwam mij laatst toen ik in Trouw van 5 december 2000 het artikel, ‘Afwijzen van de euthanasiewet duidt op verouderd godsbeeld,’ van Hans Visser, predikant te Rotterdam, las. Als we Visser moeten geloven - ik citeer: “Lopen de meeste kerken heel erg achter in het bijstellen van hun godsbeeld. Want,” aldus Visser, “God gaat met z’n tijd mee.” De stellingname van de kerken tegen de wet op de regeling van euthanasie is weer zo’n voorbeeld daarvan volgens hem. Ik citeer hem opnieuw: “We moeten onze verantwoordelijkheid voor geboorte, leven en dood ten volle aanvaarden, want dat behoort bij de Joods-christelijke traditie.” Dit lijkt heel mooi gezegd, maar wat bedoelt hij er eigenlijk mee? Uit zijn betoog maakt de lezer zonder veel moeite op dat Visser achter de nieuwe euthanasiewet staat en dankbaar ervoor is dat de mens eindelijk zelf kan beslissen op een ‘menswaardige wijze’ het leven te beëindigen. Hij is dankbaar voor de wetgeving, die artsen toestaat, zonder angst voor nare vragen en vervelende consequenties, anderen te helpen bij de uitvoering van hun besluit uit het leven te stappen. Visser: “Het is onze verantwoordelijkheid om te leven, maar ook - als het zinloos is verder te leven, te sterven.”
Dominee Visser staat met zijn bewering dat God met z’n tijd meegaat en dat wij dit daarom ook moeten doen - dus aanvaard dan ook als Christen de nieuwe wet op euthanasie - echter in het geheel niet binnen het schriftuurlijk kader van het Joods-christelijk geloof in God en het bijbehorend godsbeeld. Is het in de Schrift verkondigde en vastgelegde beeld van de Verbondsgod van Israël niet dat van de ’Ik ben‘ God, de grote, onveranderlijke en volmaakte God? Als Hij onveranderlijk volmaakt is behoeft die God in het geheel niet met z’n tijd - maar bedoeld is, met onze tijd - mee te gaan, Hij staat er boven. Alles hier op aarde verandert, maar Hij zelf verandert niet!
Wat Visser eigenlijk zegt is dit: God moet met onze tijd meegaan. Hij moet met onze verandering van moraal meegaan en zich daaraan conformeren. Visser wil dus eigenlijk God voor ons karretje spannen. Het karretje van het onafhankelijk bepalen wat goed en wat kwaad is, dat eens door de satan werd aangeduwd en dat wij zelf door onze ongehoorzaamheid aan God in beweging houden. Want de krachtige reddende hand, ons in Jezus Christus aangereikt, behoeven we niet. Dus suist de mensheid, ook Nederland - misschien gaat het daarin juist vooraan - naar beneden, de hel in, de plaats van eeuwige nutteloosheid.
De kennis en de mogelijkheden zijn geweldig toegenomen, daar is op zichzelf niets fout mee. Maar die kennis en al de mogelijkheden in de hand van mensen, die los van God leven en die zich laten leiden door een moraal, die de door God vastgestelde grenzen niet aanvaard, worden levensgevaarlijk. Alles hier verandert en de vraag moet worden gesteld of alle veranderingen, ook alle nieuwe medische mogelijkheden, die ons dankzij de voortgeschreden kennis en techniek ter beschikking staan wel op een verantwoorde wijze gebruikt worden. We moeten ons bovenal afvragen of ze wel in harmonie met de Goddelijke wil voor de mens en zijn leven, worden benut. Om die laatste vraag te beantwoorden moeten wij alle vernieuwingen van inzicht en handelen toetsen aan het onderwijs dat ons in de Schrift is gegeven. De Schrift is voor Christenen toch immers het openbaringsdocument. Zij kennen aan de Schrift toch het ‘Geïnspireerd door de Heilige Geest’ toe en dat geeft hem gezag. De Schrift mag dan een oud boek zijn, maar dit behoeft niet te betekenen dat het een verouderd boek is. Het komt mij voor dat zijn oeroude wijsheden nog altijd - ook in deze moderne tijd van veranderlijke moraal - toegepast behoren te worden. God mag dan in het visioen, dat in Daniël 7:13 beschreven wordt als een Oude van dagen worden afgebeeld, maar dit wil geenszins betekenen, dat Hij als een oude vader of grootvader aan het aftakelen is en vergeten heeft wat hij eens heeft bevolen en laten vastleggen in zijn heilige en volmaakte wetten of van gedachten over de mens en zijn eigen verantwoordelijkheid is veranderd.
Het moet me van m’n hart: Het is diep treuring dat iemand, die beroepsmatig een dienstknecht van Jezus Christus zegt te zijn en in de traditie van het onderwijs van de Heilige Schrift behoort te staan, op een dergelijke wijze verblind is geworden. Hoe heeft het in de kerk zover kunnen komen? Is de aanklacht in Jesaja 1:3 niet actueel geworden in deze tijd? “Een rund kent zijn eigenaar en een ezel de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip, mijn volk heeft geen inzicht.” Er zijn gelovigen, die inderdaad geen of weinig begrip hebben van de door God vastgelegde normen en waarden en in wie het wezenlijke van de godsvrucht ontbreekt.
De kerk van deze tijd heeft een nieuwe Lutherfiguur nodig, die staat op het woord en de beloften van God en die opnieuw actualiseert wat de versregel zegt in het lied, Een Vaste Burcht is onze God: “God’s Woord houdt stand in eeuwigheid en zal geen duimbreed wijken!”
Áls wij op dit eeuwige, onveranderlijke en onwrikbare Woord van God blijven vertrouwen, het in zijn waarde laten als normbepalend voor ons moreel en geestelijk leven, eren wij daarmee Jezus Christus, de Zoon van de Allerhoogste God. en zijn we een zoutend zout in de maatschappij. Maar..... als het zout zijn kracht verliest, waarmee zal het dan gezouten worden? Ik besluit dan ook met de oproep: “Kerk van Nederland, wees zout in een maatschappij, die midden in het proces van ernstig moreel verderf is beland!”
P. S.
In dit artikel ben ik niet ingegaan op vragen,
die de nieuwe euthanasiewet in toenemende mate bij velen oproept, daarvoor
heb o.a. ik het artikel, ‘Nederland, keer terug op uw weg!’geschreven.
Leusden, 10 januari 2001
Reageren? e-mail T. J. de Ruiter