de Zielen... [____] het Altaar
onder

Prediking van T. J. de Ruiter, augustus 1999

En toen hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: “Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan, die op de aarde wonen?

Openbaring 6:9

Inleiding

Openbaring 6:9 openbaart een geheimenis uit de onzichtbare, bovenstoffelijke, geestelijke wereld, en wel uit de sfeer, waar God regeert. Uit de volledige onthulling en verklaring van het mysterie van de zielen onder het altaar zal ik een belangrijke onderwijzing voor- en oproep aan alle Christenen afleiden.

Omdat het mysterie van de zielen onder het altaar behoort tot de onthulling van het vijfde zegel zal ik het kort over alle zegels hebben, zodat we het mysterie en haar boodschap in het verband kunnen verstaan.

De zeven zegels (Openbaring 6:1-8:5)

Volgens de - naar mijn mening - beste uitleggingen van de Openbaring van Johannes onthult het Lam, de Zoon van God, in dit visioen van de zegels de krachten die op aarde, met name in de eindtijd, in volle hevigheid werkzaam zullen zijn. Dat het Lam de zegels mag openen - zie Openbaring 5:5 - wijst erop dat Hij de volledige regie van het aards gebeuren, hoe verschrikkelijk het alles ook dikwijls is, volledig in handen heeft.

De paarden van de eerste vier zegels symboliseren de menselijke machten en krachten die dood en verderf zaaien onder de bevolkingen en het lijkt alsof zij de mensheid blijvend in hun greep houden. Zie Zacharia 6:1-8 voor een soortgelijk visioen met paarden. God let echter vooral op zijn volk, op hun inzet, trouw, offers, aanbidding en gebeden en Hij laat zich door hen beinvloeden. Er zal uiteindelijk gerechtigheid geschieden en er zal verlossing zijn.

Het eerste zegel, vers 2. Een wit paard, de oorlogsmachinerie, want de rijder is uitgerust met de (pijl en) boog. Het is op aarde zo: elke cultuur, elk rijk, hoe groot, gevestigd en hecht zij ook is, wordt vroeger of later altijd door een andere aardse macht bedreigd, overwonnen en vernietigd. Het is daarom interessant om te weten dat in 62 n. Christus de Parthen (een nomadenvolk dat van 250 v.Chr. tot 229 n. Chr., in Azië van de Eufraat tot de Ganges regeerde de Romeinen een gevoelige nederlaag bezorgde. Niet lang na AD 62 zal Openbaring waarschijnlijk zijn geschreven. Wij weten tevens uit de geschiedschrijving dat de Romeinen de Parthen nooit aan zich hebben kunnen onderwerpen. Zij vormden in het oosten voortdurend een geduchte bedreiging voor het voortbestaan van het Romeinse Rijk. In verband met wat Johannes hier heeft opgeschreven is het ook interessant te weten dat de Parthen op witte paarden reden en pijl en boog gebruikten. Er is een macht losgelaten op aarde die voortdurend overwint met zijn pijl en boog, de oorlogswapenen.

Sommigen zijn van mening dat de rijder op dit witte paard Jezus Christus is. Zij letten hiervoor op Openbaring 19:11-16, waar Jezus Christus, als het Woord van God ook op een wit paard rijdt.

Het tweede zegel, vers 3, 4. Het rossige paard is rood en spreekt van het vloeien van bloed. De haat tussen mensen, de lust en drift om te doden, om bloed te zien vloeien. Waarom kunnen mensen niet in vrede leven en elkander respecteren als medemens? Er is een macht in de mensen die om allerlei redenen haat doet ontbranden in het hart en aandrijft tot moord. Er zal nooit echte vrede tussen mensen zijn totdat het hart genezen en vernieuwd is..

Het derde zegel, vers 5, 6. Het zwarte paard. De hongersnood. Voor weinig voedsel (een karig dagrantsoen) moet veel - een heel dagloon - worden betaald. De rijder op dit paard zorgt er wel voor dat de rijken, de elite, zich kunnen verzekeren van hun olie en wijn (Olie en wijn, waren de geneugten van de rijkeren).

Het vierde zegel, vers 7, 8. Een vaal paard. Vaal is de kleur van ontbindende lichamen. De dood komt door allerlei oorzaken. Wordt een mens niet door het zwaard gedood, dan door de honger. Is het niet de honger, dan een dodelijke ziekte, zoals de pest. Komt de dood niet door de voorgaande oorzaken dan vindt men de dood door een wild dier. De dood loert overal.

Het vijfde zegel, vers 9-11. De martelaren, geslacht wegens hun geloof in Jezus vragen om goddelijk ingrijpen. Zij moeten wachten. God zal gerechtigheid doen op de juiste tijd. Over dit zegel, dit mysterie, gaat het in deze prediking.

Het zesde zegel, 12-17. Hemellichamen worden mogelijk verduisterd door geweldige aswolken van vulkanen. De tektonische krachten in de aardkorst ontladen zich in grote aardbevingen. De aardbeving die enkele weken geleden (augustus 1999) in Turkije plaatsvond, steden en dorpen verwoestend, met vele doden als gevolg, zal vele malen in sterkte en verschrikking overtroffen worden. Het is ook mogelijk dat deze grote aardse krachten heerschappijen en overheden voorstellen.

Het zevende zegel, 8:1-5. Er is nog een geheel andere kracht die de hemel in beweging kan brengen: De invloed van aanbidding en de gebeden van Gods kinderen op aarde op God zelf. Denk niet gering over de invloed van de gebeden. Deze gebeden zullen God activeren tot rechtvaardig en reddend ingrijpen. Er gebeuren geweldige dingen op aarde als de gebeden met de wierook op aarde worden geworpen. Lees m'n prediking over dit onderwerp.

Het altaar en de offers

In het boek Leviticus wordt ons geleerd dat er verschillende offers konden worden gebracht: het brandoffer, het spijsoffer, vredeoffers, zondoffers en schuldoffers.

Jezus was Gods schuld- en zondoffer voor de mensheid. Dit offer kon geen ander mens brengen, Hij alleen was het Lam zonder vlek of rimpel. Denk echter nu niet dat wij, als gelovigen, in het geheel geen offers kunnen brengen die gedachte is niet juist, niet schriftuurlijk. Van gelovigen wordt ook verwacht dat zij, geheel vrijwillig, offers brengen: Brandoffers van dankbaarheid, trouw en toewijding in dienstbetoon.

Laat me iets vertellen over het brandoffer (Leviticus, hoofdstuk 1). Het brandoffer was een vrijwillig dank- en toewijdingsoffer. Men was niet verplicht het te brengen, neen, uit eigen vrije wil bracht men het als een demonstratie van toewijding en dankbaarheid. Iemand zei: “Ik ben zo dankbaar voor alles wat de Heer voor mij en ons, als gezin, heeft gedaan. Ik ga de Heer een offer brengen, een dankoffer. Wat zullen wij de Heer als dank geven? Laat ons onze stier aan God onze beste fokstier geven.” Of; “Ik zal ons beste ram aan de Heer geven.” Zo gezegd, zo gedaan. Met de stier aan een touw ging men naar de tabernakel of later de tempel en presenteerde de stier. “Meneer de priester, kijk eens, ik ben zo dankbaar jegens de Heer, hier is mijn stier, neem hem.”

Op de hierboven beschreven wijze werd toewijding en dankbaarheid onder het Oude Verbond getoond. Hoe zullen wij, gelovigen van het Nieuwe Verbond, onze dankbaarheid tonen? Of is er niets om dankbaar voor te zijn onder het Nieuwe Verbond waarvoor Jezus zijn leven opofferde? Uiteraard is er voor christenen wel degelijk zeer veel om dankbaar voor te zijn. Wij zijn echt verlost van zonde en schuld en we leven in de tijd van de vervulling van Gods beloften. Onder het Oude Verbond leefde men met schaduwbeelden, wij hebben de realiteit van Christus.

Het Nieuwe Testament houdt ons voor onszelf aan Christus te wijden, niet uit plichtbesef, maar uit dankbaarheid. In de Romeinenbrief, hoofdstuk 12:1 schreef Paulus: “Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer: Dit is uw redelijke eredienst.”

In het apocalyptische visioen van het vijfde zegel in Openbaring 6:9 en 10 worden we bepaald bij hen die het leven gaven tot in de dood om hun getuigenis en het woord van God waarin ze met hun gehele hart geloofden. Ze stierven op brandstapels, in kookpotten, in geheime martelkamers. Ze stierven aan een kruis, aan een galg. Ze stierven door een kogel, een zwaard, een kapmes. Johannes ziet hoe het vijfde zegel wordt geopend en ziet hij het altaar en de zielen eronder die om het geloof in Jezus werden gedood. Ze zijn niet dood, ze slapen niet, ze zijn bij bewustzijn en zij roepen tot God.

Het altaar

Onder het altaar, staat er in Openbaring 6:9. De Joden kenden twee altaren: Het brandofferaltaar, ook wel het grote- of het koperen altaar genoemd en het gouden wierookaltaar. Het eerste altaar stond in de voorhof, het tweede in het Heilige in de Tabernakel. Het gaat hier in Openbaring zeer waarschijnlijk om het brandofferaltaar. De zielen worden onder het altaar gezien en het is daarom interesstant het Joodse altaar te bestuderen. De meest oorspronkelijke beschrijving ervan vinden we in Exodus 27:1-8. We vragen: "Hoe zag een altaar eruit en wat gebeurde er eigenlijk met hetgeen dat er op werd gelegd?" Het Joodse brandofferaltaar was vierkant bouwwerk, de lengte en breedte waren vijf el, het was een oude Joodse el, die kan 35 cm zijn geweest, dan komen we dus tot 1,75 m. Het altaar was van acaciahout gemaakt, maar overtrokken met koperplaat, zodat het ook, zoals reeds gezegd, wel het ‘koperen-altaar’ werd genoemd. Het altaar had vier horens, waaraan de priesters zich konden vasthouden als zij bezig waren. Het altaar had een traliewerk of rooster, halverwege de hoogte, waarop de kolen lagen en daarop werd het vlees van de offerdieren gelegd. Het vlees verbrandde, deels ging het in rook op en deels werd het as. Die as veel door het traliewerk en kwam op de grond onder het altaar te liggen.

In Leviticus. 6:8-13 treffen wij voorschriften voor de brandoffers aan en met name ook voor wat er met de as van de offers en de kolen moest gebeuren: De gehele nacht moesten de offers blijven branden op het altaar tot de morgen. Het vlees was dan zeker totaal tot as verbrand. In de ochtend moest de priester de as wegnemen en naast het altaar storten. Daarna werd de as buiten de legerplaats gestort op een reine plaats.

Wat zeiden de mensen van zo’n dier dat totaal verbrand was? Dat dier is hartstikke dood. Wat zeggen mensen van de martelaren die zij doodden? "Die is dood, die lastpost zijn we kwijt." Hier is een grote verrassing. Johannes geeft ons een blik in de bovenaardse wereld. De martelaren zijn niet dood, zelfs niet als ze tot as verbrand waren op brandstapels. Onder het altaar ligt geen dode as - wel voor de mensen met alleen maar natuurlijke ogen, verblinde ogen - maar er zijn levende zielen. De as leeft, is bezield, de martelaren zijn niet dood, zij leven. Zij gaven hun brandoffer uit dankbaarheid en toewijding, zij stierven, zij werden as. Maar hier krijgen we een blik in de wereld aan de andere kant van het graf, ze leven! Hun bloed is gevloeid, hun vlees tot as verbrand, maar die as is bezield, er is leven. Zij leven bewust want er is een besef van tijd, van God en van zijn handelen. Zij hebben hun verstand want zij kunnen praten. Zij moeten wachten op het einde wanneer er gerechtigheid zal worden gedaan. Zij rusten in een gezegende staat en krijgen witte gewaden want ze zijn overwinnaars, zij zijn Gods helden. Hoelang zullen zij moeten wachten? Tot Gods dag op aarde aanbreekt. Totdat de Morgenster opgaat - zie 2 Petrus 1:18 - en Jezus terugkeert als Hogepriester en Koning en zijn Rijk op aarde gevestigd zal worden.

In letterlijk zin offeren christenen niet op altaren maar in geestelijke zin wel. Dat ziet Johannes in zijn visioen. De brandstapel, die galg, die martelkamer, die plaats waar werd gefusilleerd, zij waren Gods altaren. Martelaren hebben gezegd: “Ik geef mijn getuigenis van Gods reddende genade niet op. Ik houd van Jezus en zal Hem nooit verloochenen. Als je mij hierom wilt doden, doodt mij.”

Velen hebben in de loop van de kerkgeschiedenis van alles opgeofferd. Een carrière, een loopbaan, bezittingen, geld, gezondheid zelfs, want het gevaar van het oplopen van ziekten in bijv. tropische landen was - en is - nog steeds groot en stierven op Gods altaar.

Wat offert u?

Ik zie een Israëliet, de man is - zo zegt hij zelf - zo dankbaar aan God en wil zich toewijden aan Hem. Hoor hem overleggen: “Wat zullen wij de Heer geven, hoe zullen wij Hem onze dank tonen? O ja, wij hebben een kreupele koe lopen op het veld, die geven wij aan God. De beste koe geven we vanzelfsprekend niet. De priester ziet de kreupele koe en omdat de godsdienst zo verachterd is geworden neemt hij hem want anders is er helemaal niets of te offeren. Als hij de koe weigert kan de offeraar nog heel boos worden ook. Dat ging eeuwen zo door en het werd steeds erger. Maar voordat God de Oude Bedeling afsluit zal Hij duidelijk zeggen hoe Hij over zulk gedrag denkt. Luister naar Maleachi 1:8: “Want, wanneer gij een blind dier ten offer brengt, is dat niet erg? Wanneer gij een kreupel of ziek dier brengt, is dat niet erg? Bied dat eens uw landvoogd aan; zal hij welgevallen aan u hebben of u goedgunstig gezind zijn? zegt de Here der heerscharen. En in Maleachi 1:13,14 lezen we: “Gij brengt het geroofde, het kreupele en het zieke. Als gij dat offer brengt, zou Ik het uit uw hand met welgevallen aannemen? zegt de HERE. Vervloekt is ook de bedrieger, die in zijn kudde een mannelijk dier heeft en die dat wel belooft, maar de HERE toch een ondeugdelijk dier ten offer brengt! Want een groot Koning ben Ik, zegt de Here der heerscharen, en mijn naam is geducht onder de volken.”

Hoe tonen wij onze toewijding en dankbaarheid aan de Heer? Hoe toont u, hoe toon jij je dankbaarheid aan de Heer? Er wordt in deze tijd minder aan het werk van de Heer gegeven, constateren onderzoekers. Nog nooit was er zoveel geld voor vermaak, plezier en ontspanning maar voor de Heer en zijn gemeente hebben velen niet zoveel meer over. Geen wonder dat we niet meer willen zingen: “Neem mijn zilver en mijn goud, dat ik niets daarvan behoudt.” Misschien zegt u: Makkelijk preken, doe het zelf eens. Moet ik dwaas worden, zoals Paulus in de 2e Korintebrief? Toen de Heer mij riep voor de bediening van het evangelie gaf ik mijn studie in werktuigbouwkunde op. Toen ik in Wales op de Bijbelschool was gaf ik al mijn spaargeld aan de zending. ‘God bless you, my boy,’ zei de penningmeesteresse. Heb ik er spijt van, dat ik dat heb gedaan? Neen, in het geheel niet. Aan de Bijbelschool heb ik vooral in de eerste fase al mijn krachten gewijd voor een klein honorarium want er was niet meer. De eerste directeur, br. Leach, liep eens met kapotte schoenzolen. We zagen ze als hij vooraan in de kapel knielde. Ben ik nog bereid offers te brengen? Laat ons bereid blijven offers te brengen: "God help mij en geef mij kracht. Jezus, U bent het alles waard.”

Er is een lied, dat niet zoveel meer gezongen wordt vandaag: ‘Neem mijn leven, laat het Heer, Toegewijd zijn aan Uw eer.' De coupletten spreken van het geven van onze zang, de toewijding van onze handen, al ons zilver en ons goud, dat ik daarvan niets behoud (!) etc. etc. en dan zegt vers 6: U behoort mijn liefdeschat, Gij hebt mij eerst liefgehad. Ziel en geest en lichaam, Heer, leg ik op Uw altaar neer." Ik wordt hier wel even stil van, u niet? Menen we dat echt, beseffen we wel wat we zingen? God's Zoon legde zijn leven af voor ons. Wij kunnen en mogen er niet omheen: Wij worden opgeroepen onze lichamen als een offer aan de Heer te geven.

Oproep en slot

Ik vraag u, welke offers brengt u? Ik profeteer dat in onze steeds goddelozer wordende maatschappij de echte christenen steeds grotere offers zullen brengen. Maar ook al zouden we ons leven opofferen, we zijn niet dood. De wereld ziet onze as maar we leven bij God en Hij zegt: “Hé, je bent geen verliezer je bent een overwinnaar. Trek aan dat witte gewaad. Heb nog even geduld want recht en gerechtigheid zal ik zeker op aarde brengen.

Vraag uzelf nu af en onderzoek uzelf: “Hoe zal ik U Heer mijn dankbaarheid tonen? Zoudt U echt willen en kunnen zingen: “U behoort mijn liefdeschat, Gij hebt mij eerst liefgehad. Ziel en geest en lichaam, Heer. Leg ik op Uw altaar neer.”

Ik roep u op om met het oog op de grote liefde van Jezus en zijn eeuwige plannen u beschikbaar te stellen als een levend offer. Vraag uzelf in deze momenten af: “Wat zal ik geven, mijn Heiland? Wat kan ik doen voor mijn Heer? Al mijne gaven, talenten, Leg ‘k aan zijn voeten terneer. Jezus, mijzelf wil ik brengen, ‘k Leg mij thans neer aan Uw voet. Gij slechts hebt recht op mijn leven. Wijl Gij mij kocht met Uw bloed.” (Glorieklokkenbundel 338)

~~~~~~~~~~~~~~~

~~~~~~~~~~~~~~~

Een vraag? E-mail... Pastor T. J. de Ruiter

Voor instandhouding van de bediening van Teun & Tessa de Ruiter kunt u een bijdrage storten op rekening 48.13.69.376 van T. J. de Ruiter bij de Abn-Amrobank.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
site 'Informatie & Proclamatie' sinds 1 juli 2010 / pagina vernieuwd 1 augustus 2010 / Pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands