Les 2, Studies in de 1e Korintebrief van Paulus

door T. J. de Ruiter, predikant en leraar in de Pinksterbeweging
 

Inleiding (slot)

De gemeente van Korinte en haar problemen

1. Invloed van wereldse wijsheid

Er waren in Korinte scholen voor filosofen. Het valt op dat Paulus zijn eerste brief aan de Korinte begint met het contrast tussen wereldse en Goddelijke wijsheid; zie 1 Korintiërs 1:18-33. Behalve de filosofenscholen kende men ook groepen van reizende leraren en redenaars, die bekend stonden als 'sofisten'. Zij wisten met pakkende leuzen en diepzinnige bespiegelingen hun hoorders te boeien. Wijsheid en welsprekendheid waren twee hoog aangeslagen bezigheden in de Griekse wereld van toen. Cicero, een Romeins staatsman en redenaar, heeft een getuigenis nagelaten met betrekking tot de Sofisten. Hij schreef: "Men overtuigde het verstand, maar de harten bewerkte men niet, dus bleven zij onveranderd." De luisteraars gingen dus heen, zoals zij gekomen waren. In onze Nederlandse taal kennen we het woord 'sofisme' wat een spitsvondige redenering of drogreden aanduidt. Paulus spreekt in contrast over van de dwaasheid van zijn prediking waardoor mensen behouden kunnen worden; zie 1 Korintiërs 1:20-22; 2:1 en 3:5.

Waarschijnlijk heeft Paulus het ook over de rondreizende sofisten, als hij schrijft in 2 Korintiërs 2:17a. Mede door deze welbespraakte heren was er partijschap in de kerk van Korinte ontstaan. Iedereen had zijn leus; zie 1 Korintiërs 1:12.

2. Gaan naar een rechter

De gemeenteleden van Korinte waagden zelfs hun onderlinge maatschappelijke geschillen bij wereldlijke rechters aanhangig te maken; zie 1 Korintiërs 6:1-11.

3. Problemen rond het Heilig Avondmaal

Naast een partijgeest, tastte een elitesfeer de eenheid van de gemeente aan. De oorzaak waren welstandsverschillen. Het Avondmaal werd omlaag gehaald tot een groot eet en drinkgenot, waarbij zelfs ook dronkenschap voorkwam; zie 1 Korintiërs 11:21. De rijkere gemeenteleden hadden een heel wat uitgebreider avondmaalsviering, dan de minder bedeelden. Paulus geeft een duidelijke uiteenzetting van de betekenis, de waarde en de sfeer van 'De maaltijd van de Heer' en geeft scherpe vermaningen.

4. Onzedelijk gedrag

Had te maken met de stad en haar zedelijk klimaat zoals in de eerste les geschetst. Verschillende gemeenteleden leefden nog in losbandigheid en zedeloosheid; zie 1 Korintiërs 5 en 7. Vooral op het terrein van seksualiteit en het huwelijksleven moest Paulus nog principiële normen en waarden onderwijzen.

5. Problemen i.v.m. het gebruik van de geestelijke gaven

Het is te begrijpen dat pas bekeerde Christenen, die leefden in een milieu van occultisme veel belangstelling hadden voor manifestaties van de krachten van de Geest. Maar er moest een ordelijk gebruik zijn van deze gaven en krachten. Onderwijzing was hard nodig; zie 1 Korintiërs 12 en 14. Paulus wijst er op dat het gebruik van de geestesgaven en krachten tot stichting van de gemeente moet zijn.

6. Problemen m.b.t. het geloof in de opstanding en het leven erna

Hoofdstuk vijftien is het grote hoofdstuk in het Nieuwe Testament over de opstanding en het leven erna. Er waren verschillende leringen in de gemeente ontstaan, waarvan we eigenlijk het fijne niet meer kunnen weten. Sommigen leerden dat er geen opstanding was en anderen dat de opstanding reeds had plaats gehad. Dan waren er diegenen, die zich voor gestorvenen lieten dopen; zie 1 Korintiërs 15:29. Dit is de tekst, waarop de Mormonen hun leer en praktijk van het zich laten dopen voor gestorvenen, baseren.

7. Problemen met inzameling van ondersteuningsgelden

In hoofdstuk 16 lezen we dat Paulus een beroep op de gemeente doet om ten behoeve van ‘de heiligen’ regelmatig iets weg te leggen, zodat er bij zijn komst een offer van liefde gereed ligt. Zie voor het vervolg van dit onderwerp in de tweede brief, hoofdstuk 9.
 

Hoofdstuk 1, Apostolische groet, zorg en verantwoording

De apostel Paulus, vers 1,2

Vers 1. ‘Paulus, een geroepen apostel van Christus Jezus door de wil van God’

De schrijver begint met het noemen van zijn naam - zijn identiteit is zeker: het is Saulus van Tarsus, die later (na zijn bekering, zie Handelingen 9:1-31 en 12:9) Paulus werd genoemd. Tarsus was een stadje in Klein-Azië, provincie Cilicië, in het huidige Turkije; zie ook Handelingen 21:39.

Paulus was afkomstig van Joodse ouders, uit de stam Benjamin, de jongste zoon van Jacob; zie Gen. 35:18, Handelingen 13:21, Romeinen 11:1 en Filippenzen 3:5. Hij kreeg Joods theologisch onderwijs van Gamaliël; zie Handelingen 22:3.

De bekering van Paulus was het direct gevolg van een aangrijpende openbaring van Jezus Christus aan hem op de weg naar Damascus. De man werd plotseling van een vervolger een gelovige en kreeg enkele dagen later zijn roeping om het Evangelie te prediken. Alle apostelen wisten zich geroepen door Jezus Christus tot hun bediening, maar Paulus kon terugzien op een wel zeer bijzondere roeping. Hij heeft zich echter nooit verheven gevoeld boven de andere apostelen, want hij wist maar al te goed, wat hij vroeger was geweest. Hij voelde zich een 'ontijdig geborene' als apostel; zie Handelingen 9:1-19 en 1 Korintiërs 15:8.

Waarschijnlijk benadrukt Paulus dat hij geroepen was, omdat er overal partijen waren, die hem nog altijd met enig wantrouwen behandelden. Ook bij de Korintiërs was zijn apostelschap aan kritiek onderhevig, zie 2 Korintiërs 10:3, 10 en 11. In de hoofdstukken 10 en 11 van de tweede brief lezen we dat hij zich laat verleiden tot het opsommen van zijn apostolische activiteiten en het lijden dat hij in verband daarmee had doorstaan.

Paulus wist zich geroepen om een gezondene van Jezus Christus te zijn - het woord apostel - Grieks: ‘apostolos’ - betekent 'gezondene'. In de christelijke gemeente houdt het een 'gezonden zijn met een speciale gezaghebbende functie' in. Ofschoon Paulus niet zoals de anderen door de Heer geroepen was, toen Hij op aarde leefde, weet Hij zich toch overtuigend geroepen als apostel. Hij heeft het gezag van een apostel, doet het werk van een apostel en verricht de tekenen van een apostel; zie 1 Korintiërs 15:10, 2 Korintiërs 2:17 en 12:12.

Paulus benadrukt nog een keer zijn speciale van God ontvangen bediening, als hij er aan toevoegt: 'afgezonderd tot verkondiging van het Evangelie van God'. Hij weet zich geroepen, speciaal gezonden en afgezonderd. Met het 'afgezonderd' wil hij er op wijzen, dat hij vrijgesteld is van het normale werk om brood te verdienen. Toch zal hij, als er te weinig ondersteuning is, de gemeenten niet onnodig willen belasten. In dat geval werkt hij liever ook met zijn handen om in zijn eigen onderhoud te voorzien; zie 1 Korintiërs 4:12 en 9:6.

De Gemeente, de 'Ekklesia', vers 2

Paulus schrijft aan 'de gemeente Gods te Korinte, de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen'. Gemeente is het Griekse woord 'ekklesia' dat de betekenis van samenkomst, vergadering of bijeenkomst' heeft. De gelovigen vormen overal plaatselijk een speciale gemeenschap in de maatschappij, die zich wijdt aan God. Het begrip 'ekklesia', gemeente, wordt in het Oude Testament op het volk Israël toegepast; zie Deuteronomium 31:30 en Richt. 20:2. In het Nieuwe Testament op de gezamenlijke gelovigen. We onderscheiden drie verschillende betekenissen van het begrip 'gemeente.'

1. De gelovigen, die in een huisgemeente samenkomen; zie Romeinen 16:5, 1 Korintiërs 16:19 en Kolossenzen 4:15.
2. Het totaal aan gelovigen in één plaats; zie Matteüs 18:17, Handelingen 5:11; 8:3, 1 Korintiërs 4:17, Filippenzen 4:15, Openbaring 1:4; 2:1 en 2:8.
3. Niet specifiek plaatselijk en zelfs in universele zin: de kerk van alle plaatsen en alle tijden; zie Matteüs 16:18, Handelingen 9:31; 12:28, Efeziërs 1:22; 5:23-33 en Filippenzen 3:6.

Het oertype van de gemeente is Abraham, die uit Ur der Chaldeeën - een uitermate zondige en afgodische stad - werd geroepen, om afgezonderd te zijn voor God en zijn heilrijke doelstellingen; zie Genesis 12:1.

Geheiligden

Gelovigen worden 'geheiligden in Christus genoemd. Door het geloof en de relatie met Christus zijn Christenen apart gezet van het verderf dat in de wereld heerst. Zij wijden zich aan God. Het geloof in Jezus Christus met de daaraan gepaard gaande reiniging van de zonden van de wereld, maakt het mogelijk door God gebruikt te worden;' zie 2 Timoteüs 2:19-21.

Het ‘aanroepen van God,’ vers 2

‘Allen, die allerwege de Naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen...."’

We geven een overzicht uit de Bijbel over de geschiedenis van het aanroepen van God. Uit Genesis 1, 2 en 3 blijkt dat God in lichamelijke gedaante - theologisch worden deze verschijningen van God 'theofanieën' genoemd - de mens in het paradijs bezocht. Toen God van het aardse toneel verdween vanwege de zonde van Adam en Eva, moest de mensheid het zonder de regelmatige aanwezigheid van God stellen. De mensheid ontwikkelde zich nu verder zonder Gods aanwezigheid en instructies. Er ontstond een samenleving, waarin zich de grootste problemen gingen voordoen: Jaloersheid, haat, achterdochten, geweld, onderdrukking en doodslag. De mensheid verwilderde en verviel meer en meer. Toch was er een geslacht dat de kennis van de ware God trachtte vast te houden. Op een bepaald tijdstip begonnen de mensen van de godvruchtige 'Sethlijn' God aan te roepen; zie Gen. 4:26b.

Eeuwen later kreeg Israël een vernieuwing in de kennis van God en zijn wil door middel van goddelijke openbaring en kon Hij opnieuw gediend en aanbeden worden, zoals Hij dat wilde. Israël had daarom een monotheïstische godsdienst. De heidenen aanbaden dikwijls veel goden; dit wordt 'polytheïsme' genoemd. Toen Israël verviel in afgoderij en andere goden ging aanbidden, werd het door God met krachtige middelen tot de orde geroepen; zie bijvoorbeeld 1 Koningen 18:25-27.

Het aanroepen door Christenen van de Heer Jezus Christus betekent zij een beroep op Hem doen als de grote Verzoener van God en mens, de grote Middelaar en Heer. Hij schenkt de mens goddelijke verlossingskracht en hulp; zie 2 Korintiërs 5:18 en 19; 1 Timoteüs 2:5-6 en 1 Johannes 2:1-2.

Het is Gods doel dat Jezus Christus wereldwijde aangeroepen zal worden. Het Christelijk Geloof is niet voor een groepje hier of een groepje daar, het is voor alle mensen van overal en van alle tijden. Is dit niet in overeenstemming met de visie van de Heer? Hij gaf opdracht de gehele wereld in te gaan en allen tot geloof en gehoorzaamheid te brengen; zie Matteüs 28:19. In Romeinen 10:14 lezen we: "Maar hoe zullen zij dan aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker?" Wij hebben de opdracht alle mensen het Evangelie van Jezus Christus te verkondigen.

En de apostel verzekert in Romeinen 10:12 dat 'de Heer rijk is voor allen, die Hem aanroepen.' Inderdaad, wij hebben een goede boodschap voor de mensen; zie Romeinen 10:15.

Woordstudies

Nu volgt een korte studie van de in de vers 2 en 3 voorkomende titels en namen van twee personen van de Drie-eenheid: Heer, Jezus, Christus, God en Vader.

Kurios, Heer

Jezus wordt 'Heer' genoemd. Dit is de vertaling van de Griekse titel 'kurios'. Sommige van de Romeinse keizers stonden er op dat zij met de titel kurios werden aangesproken en aanbeden. Zij wilden als een soort godheid geëerd worden. Toen de Christenen daar bezwaar tegen maakten en weigerden de keizer als een god met de titel kurios te eren werden zij vervolgd.

Jezus

Dit is de naam, die aan het kind gegeven werd bij zijn geboorte, zie Matteüs 1:20. De betekenis is 'verlosser'. In het Oude Testament is het de naam Jozua in het Hebreeuws, Jezus is de Griekse vorm ervan.

Christus

Deze naam is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Messias. Johannes maakt het reeds in het begin van zijn evangelie duidelijk dat beide benamingen dezelfde betekenis hebben; zie Johannes 1:42. Messias betekent 'Gezalfde'. In het Oude Testament werden priesters, koningen en profeten voor hun van God ontvangen taak met olie gezalfd. Deze zalving betekende dat zij van godswege bekrachtigd werden voor hun taak. De zalving was symbolisch voor een nieuw en krachtig werk van de Geest van Jahweh in hun leven.

Theos, God

God is de vertaling van het Griekse 'theos'
Vers 1:  "door de wil van GOD",
Vers 2:  "aan de gemeente van GOD" en
Vers 3:  "genade en vrede zij u van God"

Met theos wordt de macht bedoeld die mensen dienen, vereren en aanbidden. Theos kan daarom ook bijvoorbeeld. de buik zijn, zie Filippenzen 3:19, als mensen zichzelf en hun begeerten dienen en vereren. Theos kan ook de macht zijn van de eeuw, waardoor mensen zich in deze wereld verblind laten beheersen in het denken en opvattingen; zie 2 Korintiërs 4:4.

De inhoud van het Nieuwe Testamentisch gebruik van theos is bepaald door dat van het Oude. Testament, omdat de schrijvers Joden waren. Zij waren onderwezen in de Tora en hadden het Joods beeld van God. Theos is daarom de Griekse vertaling van Elohim, waarmee de God, die alles geschapen heeft wordt bedoeld. Elohim schiep; zie Genesis 1:1. Hij openbaarde zich aan mensen, bijvoorbeeld. aan Abraham als de God, die hem riep en aan Mozes, zie Exodus 3:14 als Jahweh, de 'IK BEN, DIE IK BEN' God. De Joden geloofden daarom vanaf de vroegste tijden in een persoonlijk Opperwezen, Elohim, Theos, God, die doelbewust alles had geschapen en die als Jahweh met de mens in een verbondsrelatie wil staan. Vanwege de veelheid aan godsvoorstellingen vandaag is het nodig een duidelijk inzicht te hebben in het Bijbelse Godsbeeld.

De Vader

Als de apostel spreekt over God, onze Vader, en de Heer Jezus Christus, maakt Hij daarmede de rangorde in het goddelijk heilswerk van twee personen van de Drie-eenheid duidelijk. Als mens diende de Heer tijdens zijn leven op aarde de Vader in de hemel, die Hij kende als zijn persoonlijke Vader. Na zijn Opstanding verzekerde Hij zijn discipelen dat zijn God en Vader, ook hun God en Vader wilde zijn; zie Johannes 20:17. Jezus Christus, pre-existeerde voor zijn incarnatie (vleeswording) als God bij God, zie Johannes 1:1 en 2 en werd verwekt als mens bij Maria door de Heilige Geest; zie Lucas 1:35 en Matteüs 1:18. Als mens en dienaar erkende Hij God als zijn Vader, de Bron en het Doel van zijn menselijk bestaan. Wij hebben hem als mens in zijn als middelaar leren kennen en door Hem God als Vader.

einde van les 2

De gehele studie in de eerste brief aan de Korintiërs beslaat ruim 100 pagina's (A4 formaat) en kan ook per e-mail worden ontvangen.
Informatie over bestelling: Pastor T. J. de Ruiter

Site 'Inspiratie & Inzicht', sinds 1997 / studie 1994 / pagina herzien 15 augustus 2011 / pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands