door T. J. de
Ruiter
I. Opening en groeten 1:1-5
1. Het apostelschap van Paulus 1:1-2a
Vers 1, “Paulus, een apostel, niet vanwege mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus en God, de Vader, die Hem opgewekt heeft uit de doden…”
Op waarlijk indrukwekkende wijze fundeert Paulus zijn apostelschap, het gezonden zijn met de boodschap van het evangelie. Hij is apostel, niet omdat een mens het hem voorstelde of bemoedigde apostel te worden, neen, hij is apostel omdat Christus hem daartoe riep. Omdat Christus hem op een bijzondere wijze er toe riep weet hij zijn roeping afkomstig en geautoriseerd door de Allerhoogste Gebieder en Soeverein: God, de Vader.
De omstandigheden, waaronder hij zijn roeping ontving treffen wij aan in het verslag erover in Handelingen 9. Verderop in dat boek vertelt hij erover en getuigt ervan, (Handelingen 22:6-16 en 26:912-18).
We zien de volgende kenmerken in het verhaal in Handelingen:
Hij voelde een
kracht
op zich uitgeoefend worden, waardoor hij viel, (9:3).
Hij hoorde een stem,
die zich identificeerde als Jezus, (9:5).
Hij kreeg van de
stem duidelijke aanwijzingen, (9:6).
Een andere gelovige,
Ananias, kreeg aanwijzingen om naar Saulus te gaan, (9:10-16).
Ananias legde hem,
daartoe geïnstrueerd in het gezicht, de handen op en zei namens de
Heer dat hij weer zou zien en vervuld zou worden met de Heilige Geest;
9:17. In Hand. 22:14 wordt aangevuld dat Ananias hem ook vertelde dat
hij
het evangelie zou gaan prediken.
In Handelingen 22:21, wordt in een tweede gezicht, dat hij in Jeruzalem ontving en waarin hij de Heer zag, hem gezegd door de Heer, dat Hij hem zal uitzenden, ver weg, naar de heidenen.
In Handelingen 26:16-18, laat Paulus in het getuigenis voor koning Agrippa. beide gezichten in elkaar vloeien. De inhoud van zijn getuigenis, is die van de eerdere verslagen.
Waarom gaf Paulus in de Galatenbrief deze indrukwekkende fundering van zijn roeping tot het apostelschap? Uit deze brief, maar ook uit de brieven aan de gemeente te Corinthe wordt duidelijk dat Joodse predikers minachtend over Paulus’ apostelschap deden, hem in een kwaad daglicht stelden - mogelijk omdat hij een vroegere vervolger was - en ook zijn leer over vrij zijn van de Joodse wet als onjuist vonden. Lees Galaten 1:6-10; 3:1,2; 5:7,8; 6:12,13. Lees ook 2 Korintiërs 11:21,22; 12:11-13.
2. Over de apostelen van het eerste uur
Dat ‘apostel’ geen speciale ambtstitel was wordt onderbouwd door het volgende. In het Nieuwe Testament worden naast de door de Heer zelf aangestelde apostelen, ook anderen apostel genoemd, maar dan van een gemeente of van de gemeenten. Wij lezen over apostelen als Barnabas, Jacobus, Apollos, Andronikus en Junias. Zie bijv. 2 Korintiërs 8:23, waar over ‘afgevaardigden’ van gemeenten’ en Filippenzen 2:25, waar in de NBG vertaling over ‘uw afgevaardigde’ gesproken wordt. In beide gevallen wordt in het Grieks het woord ‘apostolos’ of het meervoud ervan gebruikt. We leren het volgende: De eerste gemeente differentieerde tussen apostelen - gezondenen - van de Heer en tussen apostelen van de gemeenten. De laatsten waren dus door gemeenten afgevaardigd. Paulus rekende zich - met enige bescheidenheid - toch tot de eerst categorie apostelen vanwege de bijzondere roeping, waarin de Heer persoonlijk aan hem was verschenen en hem had opgedragen het evangelie te verkondigen, (1 Korintiërs 15:8). Wij constateren de aarzeling in de St Vert. en de NBG. om in alle gevallen het woord ‘apostolos’ of ‘apostoloi’ (mv) consequent met apostel te vertalen.
Aantekening: Junias, genoemd in Romeinen 16:7, was met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, een vrouw - zeer wel mogelijk de vrouw van Andronikus. Er moet eigenlijk in onze vertalingen ‘Junia’ staan. Het is interessant om op te merken dat sommige vertalingen willen verdoezelen dat hier een vrouw tot de apostelen wordt gerekend. De Staten Vertaling heeft ‘welke vermaard zijn onder de apostelen’, maar de NBG. heeft, ‘mannen onder de apostelen in aanzien. In het Grieks staat ‘in aanzien onder de apostelen’ en daarom is de Staten Vertaling hier het meest in overeenstemming met de grondtekst. De kerk heeft een lange weg moeten gaan om de bedieningen opnieuw voor vrouwen toegankelijk te maken en - helaas - sommigen zijn nog steeds niet zover.
3. Herstel van de apostolische bediening
Als sommigen het Bijbels vinden in het kader van het herstel van de vijfvoudige bediening ook het apostelschap te herstellen, zal men zich dienen te realiseren dat de huidige apostelen:
a. Zich niet
moeten
aanmatigen dezelfde originele roeping en autoriteit als de
eerste twaalf te bezitten.
b. Zich dienen te
onderwerpen aan de leer van de eerste apostelen, zoals wij die
in het Nieuwe Testament aantreffen.
c. Hun
roepingsvisioenen
dienen te toetsen aan de voorbeelden van roepingen
en de leer van het Nieuwe Testament.
d. Hun roeping
bevestigd
dienen te hebben door één of liefst meerdere gemeenten,
waardoor zij ook worden uitgezonden en aan wie zij bereid zijn te
rapporteren.
Zelfs de apostelen in het Nieuwe Testament legden hun ervaringen en
arbeidsresultaten aan collega’s of leiders van gemeenten ter evaluatie
voor.
e. Zij zullen,
zoals
de eerste apostelen, voortdurend grenzen in de bediening
verleggen. Met andere woorden, zij blijven uitgaan om te prediken en
gemeenten te stichten, waarbij zij plaatselijke leiders trainen en
aanstellen
om
zo zelf de ware uitoefening en vervulling van hun apostelschap - het
voortdurend
‘gezonden zijn’ te kunnen realiseren.
~~~~~~~~
Over het belang van de Galatenbrief is gezegd, dat als deze brief er niet zou zijn geweest, het Christendom snel tot een Joodse sekte zou zijn terug gevallen.
Site 'Inspiratie & Inzicht,' sinds 1997 / pagina herzien 24 augustus 2011 / Pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands