Studies in de Galatenbrief                 Les 3

door T. J. de Ruiter
 

2. Adressering en zegenwens,1:2b-5

(voor de nummering wordt verwezen naar de schematische indeling van de brief)

De brief is geschreven aan de gemeenten van Galatië. Zie voor bijzonderheden over de adressering les 1, bij ‘Inleiding.’

Nadat hij zijn apostelschap heeft gefundeerd wenst Paulus allereerst de ontvangers van de brief, de gemeenten in Galatië, genade en vrede toe van God, de Vader en van de Heer Jezus Christus. Met het Vaderschap van God leert Paulus dat wij geschapen zijn naar het beeltenis van God, de geestelijke, transcendente Schepper, (Genesis 1:26, Jacobus 3:9, Johannes 4:24). Jezus Christus is de Heer, de ‘Kurios.’ De Heer is de door de Vader aangewezen Heerser, Meester, Leider van de mensheid. Die mensheid heeft Hij zo liefgehad, dat Hij zichzelf voor haar zonden had gegeven, “die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden...”

Als consequentie van zijn verzoeningsdaad, inclusief de vergiffenis van al onze zonden, zullen wij ons, in gehoorzaamheid aan zijn wil, laten trekken uit de ‘tegenwoordige boze wereld.’ De mensheid laat zich meer leiden door dat, wat boos en slecht is, dan door wat goed en recht is. Gods kinderen zullen zich richten op de wil van God en daarom zullen zij geen deel willen hebben aan het kwade, dat door ongelovigen wordt bedreven.

God, de Vader, wordt geprezen en Hem wordt tot in eeuwigheid alle heerlijkheid toegekend, dat is alle eer, alle roem, alle lof, alle kracht en alle wijsheid!
 

II. De reden, waarom er werd geschreven, 1:6-10

1. De bezorgdheid van de schrijver, 1:6
2. Valse evangeliën, toen en... nu, 1:7-9
3. De integriteit van Paulus, 1:10

1. De bezorgdheid van de schrijver, 1:6

Vers 6a; Paulus uit zijn verbazing, dat de gelovigen zich hebben laten beïnvloeden, door een boodschap, die afweek van die, welke hij had gebracht. De afwijking in de boodschap die door sommige predikers was gebracht, was deze: dat men behalve het geloof in de vergeving van zonden door Gods genade in Jezus Christus geschonken, zich ook aan de Joodse wetten moest houden, inclusief de instellingen, zoals o.a. de besnijdenis, ( 6:12). In de hoofdstukken 3,4 en 5 leren we meer over die afwijking van het ene en ware evangelie die de gelovigen in Galatië in verwarring - zie 1:7 - had gebracht Wij zullen bij de studies in deze brief straks uitvoerig ingaan op de bijzonderheden van dit ‘afwijkend evangelie,’ zoals het in die gemeenten was onderwezen.

2. Valse evangeliën, toen en... nu, 1:7-9

In vers 8 en 9 maakt Paulus duidelijk dat er inderdaad afwijkende en verdraaide versies van het evangelie kunnen komen. Hij stelt dat:

a. Indien hijzelf of zijn huidige medewerkers later een andere versie van het eerst gepredikte evangelie zouden brengen, zij die boodschap niet moeten geloven want de eerst gepredikte is echt en zuiver.

b. Indien engelen uit de hemel, bedoeld zijn geestelijke boodschappers met een ander evangelie zouden komen, zij die niet moeten geloven, (2 Korintiërs 11:3-4;13-15).

Hij maakt dus duidelijk dat alle afwijkende versies of verdraaiingen van het eerst gepredikte evangelie, verworpen dienen te worden. Hij spreekt in vers 9 tweemaal een vloek uit over allen die een afwijkend evangelie brengen. Het Griekse woord ‘anathema,’ sloeg toen o.a. op wat men aan een godheid offerde of bond. Men kan hier dus ook vertalen dat degenen die een afwijkend evangelie brengen, ‘gebonden’ worden zodat hun invloed teniet zal worden gedaan, (Matteüs 16:19; Johannes 20:21).

We weten dat er al in de allereerste periode van de gemeente dwaalleringen ontstonden. In de 2e Korintebrief en de Galatenbrief waarschuwt Paulus tegen de leer dat Christenen zich ook aan Joodse wetten moeten houden. De eerste brief van Johannes schijnt ook geschreven te zijn tegen de gnostische invloeden in het Christendom. Deze gnostische invloeden legden de nadruk op kennis. Ware geestelijkheid en gemeenschap met de Godheid komen niet door geloof, maar door een ‘hogere kennis’ - een ‘gnosis’, waarin geïnteresseerden speciaal ingewijd moeten worden. Tevens leerden zulke leraars dat Christus nooit God en mens tegelijkertijd kon zijn geweest. Hij was, ik stel het eenvoudig, òf schijnmens, òf tijdelijk vervuld van de goddelijke geest die in hem was gekomen.

Dwaalleringen zijn er in onze tijd ook in overvloed. Behalve de erfenis van dwaalleringen, die ons overgeleverd is uit twee decennia van kerkgeschiedenis, zijn er de moderne afwijkingen en vervalsingen. Zij zijn er in allerlei gradaties, van afwijkingen met wat men niet fundamenteel zou kunnen noemen tot die met ernstige. Lees 1 Timoteüs 4:1, en let op ‘de Geest zegt nadrukkelijk.’

Een eigentijdse, zeer ernstige afwijking van het ware evangelie is bijvoorbeeld die, welke in het boek ‘Cursus in wonderen,’ wordt gepresenteerd, een vertaling van het inmiddels beroemd geworden boek ‘A course in miracles.’ Volgens de Amerikaanse schrijfster ervan zou Jezus zelf haar gezegd hebben dat “het onzinnig is te geloven dat hij voor onze zonden gestorven zou zijn. Een God van liefde heeft immers geen zoenoffers nodig. Bovendien behoeft God ons niet te vergeven, omdat Hij ons nooit veroordeelt. Wie nog steeds gelooft in een wraakzuchtig God die offers wil zien, zo waarschuwt zij, houdt in zichzelf het beeld overeind van een projectiegod - een 'ego god,' gemaakt naar ons beeld. Zijn kruisdood is een extreem voorbeeld om te laten zien dat hij niet gekwetst kon worden...”

Onlangs las ik opnieuw het boek ‘Een Pascha voor Jahweh’ van Ds. A. A. Leenhouts. Hij constateerde al fundamentele dwaalleringen bij de vrijzinnige predikanten van en auteurs binnen de Hervormde Kerk. Hij schreef en citeerde uit het Hervormde blad, ‘Kerk en wereld,’ nr. 7. 51e jaargang: “Vestdijk heeft gezegd dat het zijn eer te na is dat iemand zich voor hem aan het kruis laat slaan.” blz. 198. Een ander citaat: In ‘Hervormd Enschede, nr. 329, 25 juni 1948, stond: “Hier komt voor ons bij, dat het geheel van de evangelische overlevering naar karakter en inhoud zozeer gebonden is aan een verouderde wereldbeschouwing, dat wij haar niet anders kunnen zien dan als een, op voor ons nog veelszins verborgen wijze uit de gedachtenwereld van die tijd gegroeide mythe, al of niet naar aanleiding van het optreden van een zekere Jezus van Nazareth. Dit laatste is dan van secundair belang... Het komt ons voor, dat het geloof, dat Jezus van Nazareth de Christus is, niet de ware kern van het christelijk geloof is...”, blz. 200 van ‘Een Pascha voor Jahweh’. Professor Kuitert en ds. Ter Linden hangen in principe dezelfde overtuigingen aan.

Er zijn ook geschriften die de pretentie dragen een ‘evangelie’ te zijn. De meeste van hen worden echter als ‘gnostische geschriften’ gerangschikt. Ik noem: Het Evangelie van Thomas, het Evangelie van Philippus, het Evangelie der Waarheid en het Evangelie aan de Egyptenaren. Het laatstgenoemde boek geeft zich uit voor ‘het heilige boek van de Grote, Onzichtbare Geest.’ Het meest bekende apocriefe evangelie is het eerstgenoemde, dat van Thomas, dat - verbazingwekkend genoeg - is gedateerd op het 140 na Christus. De eerste regel van dit evangelie luidt: “Dit zijn de geheime woorden die de levende Jezus sprak en de tweeling Judas Thomas neerschreef.” Dit ‘evangelie’ bevat o.a. uitspraken, die aan Jezus worden toegeschreven, maar die vergelijkbaar zijn met Boeddhistische wijsgerigheden.

Ook in deze tijd horen wij van verschijningen van engelen die boodschappen doorgeven. Alle boodschappen zullen echter getoetst moeten worden aan de Heilige Schrift precies zoals Paulus de Galaten waarschuwde om alle versies van het evangelie te toetsen aan de eerst gepredikte boodschap. We kunnen deze toetsingsnoodzakelijkheid niet genoeg op het hart binden van alle Christenen in deze tijd. Juist ook daar waar men gelooft dat de Geest krachtig werkt. Het is meerdere keren gebleken in de loop van de kerkgeschiedenis dat bewegingen geboren uit de Geest van God door dwaalleringen verzanden of ontspoorden. Het overkwam al de Galaten, ( Galaten 3:1-3).

(wordt vervolgd)

Citaat: “De meest verwoestende dwalingen zijn die welke bijna waar zijn.” Godfried Bomans

Over het belang van de Galatenbrief is gezegd, dat als deze brief er niet zou zijn geweest, het Christendom snel tot een Joodse sekte zou zijn terug gevallen.

~~~~~~~~

Nederlandse Internet Bijbelschool
Site 'Inspiratie & Inzicht,' sinds 1997 / pagina herzien 24 augustus 2011 / Pastor T. J. de Ruiter / The Netherlands