Studies in het boek Jesaja

Introductie, met een beknopt overzicht van de inhoud van het gehele boek
 

Inleiding

Vanaf het begin van de mensheid op deze planeet is het Woord van God, zoals wij dit in de Bijbel aantreffen, door goddelijke communicatie ontvangen. De levende God, de Allerhoogste, heeft zichzelf, zijn wil en doelstellingen voor de mens geopenbaard. Door zijn eeuwige waarde heeft het een plaats en functie in de gehele geschiedenis van de mens gekregen. In oeroude tijden werd het volk van Israël uitgekozen om in een goddeloze wereld het Woord van God te ontvangen en op het bewaren ervan toe te zien. Als een bovennatuurlijke openbaring van de levende, transcendente God bevat het Woord uiteraard elementen, die de beperkingen van de geschiedenis verre te boven gaan. Dit laat echter onverlet dat het belangrijk is een woord van God, gegeven aan en opgeschreven door profeten in een bepaald tijdsgewricht, dikwijls met specifieke instructies, bestudeerd moet worden in die tijd en situatie, waarin het werd ontvangen.

Voor het begrijpen van deze literatuur is het ook van belang de godvruchtige auteur vanuit zijn historisch verband te willen verstaan. Het is raadzaam bij de historische interpretatie te beginnen als men de woorden in de Schrift recht wil doen. Bij deze basisinterpretatie let men op de auteur zelf en stelt vragen: Wie was hij, hoe ervoer hij God en hoe kreeg hij zijn openbaringen van de goddelijke wil en raad. Dan komen er vragen aan de orde zoals: Waar leefde hij, in welke tijd, wat waren de geestelijke, religieuze, morele, politieke en maatschappelijke omstandigheden van het volk in die tijd, etc. etc.

Voor degene, die zich geroepen voelt de Schrift niet slechts te verstaan, maar ook haar boodschap naar anderen te communiceren is het belangrijk dat hij zich als het ware kan verplaatsen in de tijd, waarin zij werd geschreven. Probeer het denken, doen en laten van die mensen zoveel mogelijk te verstaan en bestudeer dan hoe het Woord van God tot hen kwam. Dit laatste is zeker geen gemakkelijke opgave vanwege de schaarse gegevens waarover wij uit het verre verleden beschikken. Toch is het alleszins de moeite waard om de historische inhoudelijkheid en betekenis van de woorden van God zo goed mogelijk te verstaan. Wij zijn daarom geïnteresseerd in de toenemende kennis over de mensen uit die tijden, over hun cultuur, over hun talen en omstandigheden. Wij willen van deze kennis, dikwijls door moeizame arbeid verkregen, verstandig en dankbaar gebruik maken. Alleen zo kunnen deze heilige woorden vandaag op de beste wijze, naar de bedoeling van de Heilige Geest, toegepast worden en worden verkeerde en eigenmachtige interpretaties zoveel mogelijk vermeden. Het volgende woord van de apostel Petrus in 2 Petrus 1:20,21, zullen we zeker ook bij het bestuderen van het profetische boek Jesaja in acht nemen: "Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie van de Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken."
 

Beknopte beschrijving en indeling van de inhoud van het boek

Deel I, Hoofdstuk 1-39
Jahweh oordeelt, corrigeert en verlost    1:1-35:10

1. Boodschappen van oordeel en belofte   1:1-6:13

Deze hoofdstukken bevatten een verzameling van oudere profetieën, die voor het grootste deel in verband staan met gebeurtenissen uit de tijd, waarin Jesaja leefde. Men vindt in de hoofdstukken 2-4 profetieën tegen de zondige leefwijze van de mensen in Jeruzalem. Deze aanklachten vinden hun hoogtepunt in hoofdstuk vijf, met de 'wee u' uitspraken. Deze profetieën kunnen zijn gegeven tijdens de voorspoedige regeringen van Uzzia en Jotham. Hoofdstuk 6 bevat het bekende roepingsvisioen van Jesaja. Hij ontving dit visioen in het sterfjaar van koning Uzzia, dat in 747 v. Christus wordt gedateerd.

Juda wilde niet luisteren naar de waarschuwingen van God via zijn profeten, maar volgde het slechte voorbeeld van Israël en ging zelfs nog verder in haar verfoeilijkheden. JaHWeH verzoekt door middel van de profeet Jesaja het volk herhaaldelijk tot bekering te komen. Om het volk tot bezinning en bekering te brengen gebruikte God vreemde volkeren als een prikkel. Genoemd worden: Syrië, Het Tien Stammen Rijk, Israël, Edom, Filistea en daarna het machtige Assyrië. Juda gaat echter halsstarrig door met zondigen.

2. Het Kind Immanuël: Teken en Goddelijk Redder 7:1-12:6

In dit deel van Jesaja springen de profetische beloften over het koningskind, de komende Messias, 7:14; 9:5,6; 11:1-5, het meest in het oog. Christenen interpreteren deze profetieën als Messiaans en zien deze dus vervuld in Jezus Christus. Deze beloften staan als lichtpuntjes in de moeilijke tijden, waarin zij werden gegeven en zo waren zij voor die mensen toen ook bedoeld.

Koning Achaz regeerde in Jeruzalem in die tijd; hij was een afgodendienaar. Overal in het land liet hij afgodsbeelden en altaren oprichten. Hij offerde aan de Baäls en verbrandde ter ere van de afgod Moloch kinderen in de vallei van de zonen van Hinnom, waar het afval van Jeruzalem werd verzameld en verbrand. Hij vulde Jeruzalem met verfoeilijkheden; zie 2 Koningen 16:2-4 en 2 Kronieken 28:1-4.

Jesaja krijgt aanwijzingen, die voor hem zelf zijn bestemd; zie bijv. 8:11-22. Hij ontvangt waarschuwende woorden voor Efraïm, het Tien Stammen Rijk, 9:7-12 en voor Assyrië. Dit rijk nam in die tijd toe in macht en bedreigde in toenemende mate de zelfstandigheid van alle omringende volkeren. Assyrië was zeer arrogant en onderdrukkend en behandelde krijgsgevangenen op een uiterst wrede wijze. Dit deel eindigt met een grandioos danklied.

3.  Boodschappen van oordeel over volkeren  13:1-24:23

Deze hoofdstukken dragen een geheel ander karakter dan de vorige. De hoofdstukken 13-23 bevatten hoofdzakelijk profetieën over tien niet-joodse volkeren: Babel, Assyrië (Assur), de Filistijnen (Filistea), Moab, Syrië, Ethiopië, Egypte, Edom, Arabië en de stadstaten Tyrus en Sidon in 23:1-18.

Er is een profetie, die opnieuw een aanklacht tegen Jeruzalem inhoudt; zie 22:1-14. Ook is er een waarschuwende en oordelende profetie over twee hooggeplaatste figuren in Jeruzalem: Sebna en Eljakim; zie 22:15-25. Hoofdstuk 20 bevat een profetische opdracht aan Jesaja, die in een opzienbarende handeling een boodschap voor twee volkeren moest duidelijk maken. Dit deel, hoofdstuk 13-24, vindt haar hoogtepunt in hoofdstuk 24, waar sommige uitleggers een wereldwijde betekenis aan geven. Men houde echter in gedachten dat het Hebreeuwse eretz, zowel de aarde als een land, oppervlakte als bewoners kan betekenen. De rampen, die in vers 17-20 beschreven werden geven de indruk dat de oppervlakte van de aarde op een zeer krachtdadige wijze bewogen wordt. Men kan hierbij denken aan een explosie van de enorme tektonische krachten in de planeet of aan een botsing of bijna-botsing met een hemellichaam.

4. Verlossing van Israël en de volkeren   25:1-27:13

De hoofdstukken 25 -27 bestaan grotendeels uit zeer poëtische taal, die hier en daar overgaat in een lied. De profeet wordt in de geest, profetisch getransporteerd naar de laatste dagen en ziet dat God zijn volk de overwinning geeft, zelfs over de oerkrachten van boosheid en goddeloosheid; zie 27:1,2. Hij legt als het ware deze welsprekende dankzeggingen in de mond van zijn volk.

Het vooruitzicht, waarmee hoofdstuk 24 werd afgesloten inspireert de profeet tot een lofzang en dankzegging; 25:1-5. Zie eens naar de krachtige, beeldrijke taal, zoals bijv. in vers 4: 'Want het briesen van de geweldenaars is als een stortbui tegen een muur,' wat zoveel wel zeggen als 'het betekent niets, en 'als hitte in een dorre streek,' dat is 'het heeft toch geen zin meer, maar er is wel 'een schaduw tegen de hitte.'

5. Oordeelsaankondigingen aan leiders, ongelovigen en hen in Israël,
     die immoreel leven             28:1-33:24

Dit gedeelte van Jesaja wordt wel 'Het boek van de wee u's' genoemd omdat het thema 'wee u' er verschillende malen in voorkomt; zie 28:1; 29:1; 30:1; 31:1; 33:1.

Deze hoofdstukken waren waarschijnlijk de eerste regeringsjaren van koning Hizkia gegeven. Zij lopen parallel aan het boek van de profeet Micha, dat ook begint met de vernietiging van Samaria. Samaria was de hoofdstad het noordelijke Tien Stammen Rijk en vertegenwoordigde haar dus als zodanig. Deze hoofdstukken zijn een verslag en interpretatie van de condities, zoals deze onder Hizkia waren, zoals de hoofdstukken 7-12 een verslag zijn van de situaties onder koning Achaz. Achaz zocht hulp bij Assyrë tegen de volkeren, die zijn rijk bedreigden. God heeft hem hiervoor bestraft, want hij wilde niet op de Here God vertrouwen.

Dit gedeelte betreft een latere periode, waarin een krachtige poging werd gemaakt om niet door Assyrië onder de voet te worden gelopen. De koning wilde echter niet op de Here God vertrouwen, maar zocht hulp bij Egypte. Deze hulppolitiek werd door Jesaja in de hoofdstukken 28-32 tot op de bodem uitgezocht en geestelijk belicht. JaHWeH zal deze politiek van vertrouwen op Egypte geheel wegvagen; zie 28:17. JaHWeH, de Here God, openbaart zich door de profeet als de kostbare hoeksteen van Sion, waarop zij zou behoren te steunen; zie 28:16; 30:31. Noteer 28:15,18; 30:1,2,7 en 31:1-3 als duidelijke openbaringen van het hoofddoel van deze profetieën.

6. Kosmisch eindoordeel en verlossing   34:1-35:10

Deze hoofdstukken staan in dezelfde relatie tot 28 - 33 als die van 14 - 17 in relatie tot 13-23. In beide gevallen worden de speciale profetieën, die in verband moeten worden gebracht met bepaalde gebeurtenissen in de tijd van de profeet, gevolgd door een veelomvattend slot, waar veel uitleggers een apocalyptische interpretatie aan geven.

Het grote thema, dat door dit deel loopt is dat het volk van God van al haar vijanden verlost zal worden en dat er een zeer gelukkige tijd zal aanbreken.

Historisch Tussenvoegsel     36:1-39:8

Deze hoofdstukken worden tezamen het 'historisch aanhangsel' of 'historisch tussenvoegsel' van het boek genoemd. Dit korte maar fascinerende deel van het profetisch boek vinden we bijna woordelijk in haar geheel terug in 2 Koningen 18-20.

1. JaHWeH bevrijdt Jeruzalem                            36:1-37:38
2. JaHWeH geneest Hizkia                                   38:1-22
3. JaHWeH reageert op de zonde van Hizkia  39:1-8

ad 1. Hier treffen we een verslag aan van de belegering van Jeruzalem door Sanherib van Assyrië in
         701 v. Christus en lezen we over de wonderbaarlijke bevrijding van Jeruzalem door het ingrijpen van God.

ad 2. Hizkia werd dodelijk ziek, maar door bemiddeling van de profeet Jesaja wordt hij wonderbaarlijk
          genezen en worden er 15 jaren aan zijn leven toegevoegd.

ad 3. Hizkia wordt beroemd, maar als er een gezantschap uit Babel komt eert hij de Here God niet
          voor alles, dat hij had ontvangen. God neemt dit niet en via Jesaja wordt er een oordeel uitgesproken.

Zie ook de parallelgedeelten 2 Koningen 18, 19 en 20 en 2 Kronieken 32.

Deel II, Hoofdstuk 40-66

JaHWeH geeft troost, verlossing en vrede,  40:1-66:24

Het tweede deel van Jesaja wordt wel het boek van de Vertroosting genoemd. Deze profetieën zijn niet gericht tot de onboetvaardige mensen, maar tot het overblijfsel, dat zuchtende was en tot God riep om genade, bekering en herstel. Kenmerkend voor dit deel is dan ook het openingsvers, 40:1.

 "Troost, troost mijn volk, zegt uw God. Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is."

Dit deel bevat profetieën van vergelding en verlossing. Het deel is gemakkelijk in drieën in te delen.

1. JaHWeH belooft verlossing en vrede  40:1-48:22
2. JaHWeH belooft een dienstknecht, door wie Hij troost, verlossing en vrede zal brengen     49:1-57:21
3. JaHWeH zal door de met zijn Geest gezalfde Knecht verlossing, troost en vrede voor zijn
     volk realiseren   58:1-66:24

1. JaHWeH belooft verlossing en vrede  40:1-48:22

De verlossing is aanstaande; de weg moet worden bereid en als alles gereed is zal de Heer komen met zijn verlossende kracht.

De grote macht en kracht van JaHWeH wordt op een indrukwekkende en waarlijk majestueuze wijze geschilderd. De afgoden zijn vergeleken met Hem inderdaad niets en mensen, die hen aanbidden zijn dwaas. Israël is en blijft Gods knecht, maar er komt ook een speciale knecht - zie 42:1 - die Israël zal verlossen uit de ballingschap. Deze knecht, met name genoemd, Kores, zal een herder voor het volk zijn; zie 44:28. God zal Babel, de verdrukker van zijn volk straffen en totaal vernietigen. Haar afgoden zullen haar in het uur van afrekening niet kunnen helpen. De ondergang van Babel betekent tegelijkertijd de bevrijding van Gods volk. Er wordt een vergelijking gemaakt met de reis door de woestijn in de dagen van Mozes: God leidt zijn volk tot haar eigen land en bestemming terug.

2. JaHWeH belooft een dienstknecht, door wie Hij troost, verlossing en vrede zal brengen
    49:1-57:21

In dit deel treffen we twee hoofdonderwerpen aan: het herstel van het volk, gecentraliseerd in de opbouw Jeruzalem en de aankondiging van de Knecht van de Heer. Centraal staat de lijdende Knecht van de Heer in hoofdstuk 53, het middelste hoofdstuk van dit deel.

De profetie over de 'Knecht van JaHWeH' krijgt een diepere, profetische inhoud. De strekking van hetgeen in dit deel geschreven staat gaat de toepassing op Israël en de Medo-Perzische koning Kores (Cyrus) te boven. Hoofdstuk 53 is door Joodse uitleggers dikwijls toegepast op het volk zelf. Samenvatting van hun uitleg: het volk Israël heeft geleden en lijdt nog, maar God zal door het lijden van Israël verlossing aan de wereld gaan brengen.

Christenen weten echter dat in dit hoofdstuk Jezus Christus profetisch werd beschreven als de Knecht van JaHWeH, die de schuld van de mens op zich nam en de toorn van God over de zonde droeg als plaatsvervangend schuldoffer. Voor de Christelijke uitleg van dit gedeelte kunnen o.a. verwijzen naar Handelingen 8:32-35, waar de evangelist Filippus dit gedeelte van Jesaja uitlegde als betrekking hebbend op de Christus. Reeds de eerste generatie van de tot Christus bekeerde Joden wisten dus dat deze profetie vervuld was in en door Jezus Christus.

3. JaHWeH zal door de met zijn Geest gezalfde Knecht verlossing, troost en vrede
     voor zijn volk realiseren    58:1-66:24

In dit laatste deel treft men profetieën van verschillende strekking aan. In hoofdstuk 61 wordt geprofeteerd over de 'met de Geest van JaHWeH gezalfde Knecht', die het volk van alle negatieve en destructieve krachten zal verlossen, zodat de mensen zich vrij, blij en energiek voelen. Bevrijd geworden kunnen zij gaan bouwen aan het herstel van het volk en zullen zij een zegen voor alle volken zijn. Hoofdstuk 63 vertegenwoordigt het gebed van de voorbidder en toont het belang aan om oprecht, ootmoedig en toch ook vrijmoedig voor het aangezicht van de Here God te komen. Voorbidders mogen op God pleiten en Hem herinneren aan zijn eeuwige plannen, trouw en genade.

De hoofdstukken 56-62 roepen sterke herinneringen op aan de profetieën over Sion in de hoofdstukken 49 tot en met 55.

De profetieën van Jesaja eindigen met de oproep aan alle volken om zich te verheugen in de verlossing en het herstel van Israël, het eigen volk van God; zie 66:10. De volken zullen meewerken aan de terugkeer van de Joden naar hun eigen land; zie 66:20. De Heer zal de volken oordelen, die weigeren zich te voegen naar zijn heilige wil; zie 66:17. De profeet weet dat uit alle volken mensen naar Jeruzalem zullen toestromen en zich neerbuigen voor JaHWeH. Het zal geen voorbijgaande heerlijkheid zijn, maar een permanente toestand; zie vers 66:22. Zij, die ongehoorzaam blijven en zich niet willen onderwerpen aan JaHWeH en zijn volk zullen worden vernietigd. Dit is het slotbeeld dat de profeet zag van de toekomstige heerlijkheid van zijn volk. Voorwaar een heerlijk en ontzagwekkend slot van dit monumentaal profetisch boek, waarvan haar definitieve en volledige vervulling nog steeds in de toekomst ligt.

T. J. de Ruiter

~~~~~~~~

Contact? E-mail.... Nederlands Internet Bijbelschool

Site 'Inspiratie & Inzicht,'  sinds 1997 / update 22 augustus 2011 / Pastor  T. J. de Ruiter / The Netherlands